350 call dal Strtene ou gedijd wordtalle dat Lant met allen i den tiend detzclf* lant*. En metten uitdijde ter teelt toe doch daaruit valt niets met zekerheid omtrent den juisten ouder dom of den lijd der bedijking te bepalen, daar het gezegde zoowel op deze, als op de later meer zuidelijk ingedijkte gron den van Nicuw-Stnjen kan zien l). Voor de inpoldering van Oud-Strijen moest slechts een dijk worden opgeworpen dwars door den opgeslijktcu stroomhij hechtte ook meer zuidelijk het oude Schakerloo aau het land van Poortvliet, en was 100 meter lang. Bij het opwerken er van schijnen zich moeijelijkheden te hebben voorgedaan, want blijkens de gesteldheid des dijks had de in te polderen geul hier uog belangrijke afmetingen en bezat haar bodem gecne genoeg zame vastheid tot het dragen van deu daarop aangebragten last. Nog altijd draagt de dijk blijkbare sporen van uitschuivin gen en uit de wiel aan den binneukant is het zigtbaardat daarin dijkbreuk heeft plaats gehadzonder het kan worden uitgemaaktof deze tijdens de inpolderingdan wel later bij gelegenheid eener overstrooming van den kant des voorpolders is ontstaan. In elk geval blijktdat ook die kolk veroorzaakt is door oenc gewelddadige instorting van het waterwaarbij waar schijnlijk de geheele polder is ondergevloeid. Van het verdere dijkwezen van dezen polder, die welligt reeds in 1310 door eencn voorpolder van de zee werd afgeslo ten, is niets bekend. Hoogstwaarschijnlijk heeft zijn zeedijk nooit van golfslag of stroom te lijden gehad; want was hij vau den aanvang af, al niet door rijpe gorsen begrensd, dan toch lagen daarvoor zekerlijk altijd hooge slijken, op welke zich geen zware golfslag kon ontwikkelen. Daar evenwel do oude waterkeering aan zijn noordelijken kant vroeg was ge slecht, en deze in het begin der 15* eeuw zelfs met den naam van Lutteldijk" werd bestempelddeelde de bedijking zoo wel in de overstroomingen van de polders van Tholeu nis in KnMüllNt Btitknjriay Ma f'aimttrpag. ISA.

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1878 | | pagina 374