KOOLAND- EN BROEKPOLDER.
351
die van Poortvliet. Eu niet alleen leed zij daardoor dikwijls
groot nadeelzij werd door die onvoldoende scheiding van de
aanliggende gronden ook vaak gedrukt door bijdragen aan nood
lijdende polders, door wier ver afgelegen zeeweringen zij in meer
of mindere mate werd beschermd 1).
De waterlossing van den polder heeft plaats door eenen bin-
nenduiker in den Luttel dijkhoogstwaarschijnlijk is nooit op
eene andere wijze of plaats in den afvoer van het water voor
zien en niets bijzonders kan daaromtrent worden medegedeeld.
De grootte van den polder bedroeg in 1643 ruim 152 ge
meten thans beslaat de bodemdie grootendeels uit min of
meer zware zeeklei bestaat, eene oppervlakte van 57,8120 hec
taren en bij een bezit van 3,9240 hectaren is men ingeland.
X.
Roolandpolder. De beide hierboven genoemde polders tot
het gebied van Tholendoch niet tot het waterschap daarvan be-
hoorendezijn verkregen uit gorsendie door den Yosvliet
langs de polders Vijftienhonderd-gemetenPoortvliet en Bartel-
meet zijn nedergelegd. Hunne bodems toonen duidelijk aan dat
niet gewacht is met de indijking tot alle opwassen in rijpe schor
ren waren veranderd; want een groot gedeelte van het Kooland
was bij de ontginning zeker weinig meer, dan laag gelegen
slijk. Langs de voormalige zeedijken van de andere polders waar
kennelijk schorren zijn ingedijkt, is de kleigrond daarom ook
veel vruchtbaarder, dan op meer daarvan verwijderden afstand,
waar hij in roodoorn overgaat, en schier uitsluitend voor wei
land moet worden gebruikt.
Zie de beschrijving van de waterschappen van Scherpcnisse Poortvliet
en Tholen.