352 De Roolandpolder stond oudtijds niet onder zijne tegenwoor dige benaming bekend. In 1415, toen hertog Willem van Beijeken daarin gelegen tienden verkocht, werd hij het Nieuw- of Sint-Joostland genoemd, en later komt hij onder den naam van Roobollepolder voor a). Onder de laatste benaming, die aan zijne oorspronkelijke moerassige gesteldheid herinnert, schijnt hij op de Steenrol van Beoosten-Schelde ook te zijn ingeschre ven geweest 3) Zeer waarschijnlijk hebben wij onder dezen polder de Ghe- meene-weijdevan vroeger te verstaan; wantin eene keur van Jan van Henegouwen van 1352, wordt daarop en op den Vrijessendijckals beide in de nabijheid van Tholen en Poortvliet gelegen, gewezen. Met den //Vrijessendijck" nu is ongetwijfeldde Broekpolder bedoeld die kort na de Ghe- meene-weijde" is bedijkt 3). De tijd van bedijking van den Eoolandpolder is onbekend; daar hij echter tegen Bartelmeetpolder is aangewonnenmoet hij later dan deze zijn gevormden uit de aandijking van den Oud-Vossemeerpolder is nategaan, dat hij daarentegen vroeger dan die dijkage bestond; met andere woorden: de tijd zijner bedijking ligt tusschen dien van deze beide polders in, en waarschijnlijk is hij dus in den loop der 13e eeuw aangewonnen. De ontginning dezer gronden had plaats door de opwerking eens dijks van 2800 meter lengte Deze dijk nam een1 aan vang aan de waterkeering van den Vijftienhonderdgemeten-pol- der, en eindigde aan BarteJmeet; hij liep voor een groot gedeelte digt langs den Vosvliet heen en sloot geene belangrijke wateren af. De nabijheid van den Vosvliet was echter oorzaak dat reeds vroeg werken daaraan noodzakelijk warenen dat de aarde daarvoor buitendijks niet altijd te verkrijgen was, wijzen Ekmerins Beschrijving van Tholenpag. 38. Nehalennia, Zeeuwsch jaarhoekje van 1830, pag. 47. 3) F. van Mieris, Groot charterboekdeel 11, pag. 333 en pag. 51 van deze beschrijving.

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1878 | | pagina 378