368 het juist volle maan of in de giertijen waswerd natuurlijk het ergste gevreesd. En niet ten onregte was men beducht ge weest, want door dezen vloed, die, omdat hij op Sint-Eelix- dag voorviel, ook de Sint-Eelixvloed geheeten werd, zijn in Holland, Brabant, Zeeland en Vlaanderenruim vier honderd n parochiën overstroomd, en wanneer het nog eene halve '/span hooger had ge vloed, ware half Vlaanderen verdronken. Zeeland leed echter het meestde schade was hier algemeenzoodat niet ééne streek werd aangetroffenwaar de storm niet de schromelijkste onheilen had veroorzaakt. Om evenwel van de schade, aan de andere eilanden berokkend, niet te gewagen, deelen we mededat hier Sint-AnnalandScherpenisseTholen en Oud-Vosmeer overstroomden enwerden de meeste dijken nu al spoedig geheeld, in de laatstgenoemde gemeente bleef de Onze-Lieve-Vrouwepolder" drijven tot in 1561, toen hij onder den naam van Hikkepolder werd herdijkt. Maar hoogst nadeelig was deze vloed ook in de gevolgen voor dit eiland; door het verloren gaan toch van de Breede-Watering beoosten Yerseke, is een uitgebreide zeeboezem vóór de zuide lijke kust ontstaandie voor de onmiddellijk daaraan gelegen polders in hooge mate schadelijk gebleven is. Na deze gewig- tige gebeurtenis heeft daar een gansche ommekeer in zake het dijkwezen plaats gegrepen en ondanks de ontzaggelij ke kosten welke tot instandhouding der aangevallen kust werden besteed moesten later toch niet geringe strooken lands aan de wateren worden afgestaan. Ook de stormvloeden van 15321570, 1625 en 1671 waren voor het eiland schadelijk; maar bovenal noodlottig daarvoor was die van 26 Januarij 1682. Door dezen vloed leden inzon derheid Tholen en Oud-Vosmeer nadeeldoch ook andere dee len ondervonden er de treurige gevolgen van. Eveneens werd het eiland geteisterd door de stormvloeden van 1715, 1808 en 1825, want ook daardoor vloeiden telkens eenige polders onder water. Na den laatstgenoemden vloed hebben echter geene overstroomingen meer plaats gehaden de tegenwoordige

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1878 | | pagina 400