33
malige waterkeering van Scherpenisse en den Bakkersdijk nu
oorspronkelijk tot den Zoutepolder of bestond deze polder reeds
toen de monding der Sassegrave nog open lag Bij eene aan
dachtige beschouwing blijkt, dat de gronden tusschen den Lan-
geweg en den Bakkersdijk in geen geval een stuk van de
dijkage van Scherpenisse kunnen zijn geweestwant had deze
watering zich oudtijds uitgestrekt tot tegen den Bakkersdijk
dan was zij ook tegen Poortvliet aangepolderd en alzoo blij
kens de digtslibbing van de monding der Sassegrave, ook van
veel lateren oorsprong. Dit nu is evenwei geheel in strijd
met de aloude gesteldheid van Scherpenissedat zooals nog
heden kan worden nagegaanook aan dezen kant zijne eigene
waterkeeringen haden dus aanvankelijk ook van Poortvliet
lag gescheiden.
Daar nu deze grondennamelijk die tusschen den tegen-
woordigen Langeweg en den Bakkersdijk, volgens de ligging
van het dorp Scherpenisse ook niet na de indijking van den
Zoutepolder kunnen zijn aangewonnen en men ook niet kan
veronderstellendat zij reeds vóór deze dijkage waren tot stand
gekomen, of afzonderlijk zijn bedijkt, blijft er niets anders over,
dan die werkelijk als een deel van het aan den anderen kant
van den Bakkersdijk gelegen land aan te merken.
Maar behoorden de hier bedoelde gronden oudtijds tot den
Zoutepolderdan is het in den eersten opslag toch vreemd
waarom zij later door den Bakkersdijk daarvan zijn gescheiden.
Danook deze zaak laat zich volgender wijze verklaren toen
in 1555 de watering van Scherpenisse en Westkerke door twee
zware dijk vallen bij Gorishoek werd getroffen, besloten inge-
landeu van Poortvliet door het leggen van eenen nieuwen dijk
hunne gronden aan deze zijde voor mogelijke overstrooming te
beveiligen. De daarvoor opgeworpen dijk nam eenen aanvang
aan den Klaas van Steelandpolder en liep langs de voormalige
Zoutee door tot aan //den Rand." Daar echter ook de voor
malige waterkeering tusschen den Zoute- en Scherpenissepolder
schier geheel was verloopen en ook de Rand of Yrouw-Betkens-
Archief IVe. dl. 2e. st. 3