37
sluiten dat deze dijkage toen ook niet gehouden was in het
gewone onderhoud van den zeedijk der watering te helpen
voorzien. Met de andere lasten in de overeenkomst vermeld,
is zekerlijk bedoeld, dat de polder in de kosten van beheer,
in de uitgaven tot aanleg van stroomafwerende werken en in
die tot digting van dijkbreuken hetzij bij overstroomingof
grondbraken ook zou bijdragenomdat in dusdanige aange
legenheden ook zijne belangen in meer of mindere mate
waren betrokken. Doch oin ook van de gronden in dezen pol
der geschoten te heffentot voorziening in net gewone onder
houd van den zeedijkkomt mij voor als niet de oorspronke
lijke bedoeling van de contractanten te zijn geweest.
De bekramming van den dijk van Seherpenisse kwam reeds in
1569 op 2 0 2% Vlaamsch per gemet te staan; ook in de
rekeningen van de watering van het begin der 17e eeuw vindt
men voor de krammat jaarlijks nog zoodanig afzonderlijk ge-
schot vermeld en het is opmerkelijk juist werd de Zoutepolder
te dien tijde ook voor zooveel minder per gemet aangeslagen l).
Latertoen de zeewering meer werd aangevallen en men ook
bedacht was op andere middelen tot voorzieningwerd de
krammat van lieverlede door rijs- en steenwerk vervangen ook
puinbestortiugen tot beveiliging van den oever kwamen tot
stand, voor ai welke werken nu ook de Zoutepolder werd
aangeslagen. Alleen bedroeg het geschot steeds 2 2 Vlaamsch
per gemet minder dan dat van de gronden in Seherpenisse en
Westkerke. In dezen minderen aanslag is ook later berust
doch in 1786 besloten de Staten van dit gewest, ook van dezen
polder een gelijk geschot als van de landen in Seherpenisse
te heffen. Hiertegen kwamen ingelanden op; zij gaven voor,
dat zij ingevolge //het contract" van 1575 altijd voor 2 2
Vlaamsch per gemet minder waren aangeslagen geweest dan
die van Seherpenisse en verlangden ook nu nog zoodanig
x) De opgaaf dei* kosten van bekramming in 1569 is de oudste, die mij is
voorgekomen.