41
deze bedijking daarom toch geenszins van zware rampen bevrijd.
Op den 7 Maart 1715 brak zelfs haar nu goed verdedigde
zeedijk doorhare vruchtbare akkers werden onder de ontstui-
mige golven bedolven en zoowel de zeewering als het bouw
land leden door dit onheil niet geringe schade.
Ook in vroegeren tijd moet overstrooming hebben plaats
gehad; want de diepe wiel tusschen de dijkpalen 73 en 74,
komt reeds op eene oude kaart van 1634 voor 1). In 1808
viel eene doorbraak tegenover de haven van Sint-Maartensdijk
waardoor andermaal beduidende schade werd veroorzaakt.
Hoogst noodlottig voor deze gronden was echter de stormvloed
van 4 Februari) 1825. De zee alstoen ook hier tot eene onge
kende hoogte opgestuwd vloeide reeds des namiddags omstreeks
te drie uren over den dijkde zware overstorting veroorzaakte
weldra verscheidene doorbrakenwaardoor overstrooming ont
stond. Het water stortte zich vervolgens met geweld op den
Westkerkschen dijkvloeide daarover heen en verspreidde zich
over eene vrij aanzienlijke strook lands in de watering van
Scherpenisse en Westkerke. Eene zeer diepe wiel was in of vóór
de grootste doorbraak, tusschen de dijkpalen 68 en 69, ontstaan;
een zwaar getij liep ook later daardoor heen want eerstna
dat het water gedurende 46 getijen de velden had bedekt
greep de afsluiting, die voor 7700 aanbesteed was, plaats2).
Was aan de waterkeeringen door dezen vloed zeer groote
schade toegebragtook de gronden binnendijks hadden daardoor
veel geleden terwijl het gansche gezaai bedorven was. Later
is de polder niet meer door dergelijke rampen getroffen, door
dien de zeedijken successivelijk zijn verhoogden de kram
en rijswerken door doelmatiger voorzieningen zijn vervangen.
Kon omtrent het dijkwezen van dezen polder weinig worden
gezegdook ten opzigte van de uitwatering is niet veel be-
Kaart in het Rijks-archief.
2) Archief der polders van Scherpenisse.