49 meer buitenwaarts en de Nieuwee tegenover den Bitterhoek afgesloten. Veel later dan de voorgaande landen zijn de zoogenaamde weihoekenhet Malland en de polder vóór //het Geweel" ge vormd; doch ook deze aan de andere toegevoegde gronden werden binnen den eersten ringdijkwaarvan nog zoo groote stukken aanwezig zijn besloten. Zij vormden gezamenlijk het oude waterschap waartegen verder de overige gronden, als buitenpolders zijn aangedijkt. Dat de ringdijk met welken de tot dusverre drooggevallen gronden nog tot in de 13e eeuw tegen overstrooming lagen beschutniet meer in zijn geheel aanwezig isvalt niet te verwonderen wanneer men in aan merking neemthoe vroeg hij op sommige plaatsen toch reeds aan den aanval van het water is onttrokkenen daarbij ook niet uit het oog verliestdat overalwaar menschenhanden arbeiden ook menig spoor van oudheid wordt uitgewischt. Omtrent den tijdwaarin de onderscheidene inpolderingen hebben plaats gehadverkeert men geheel in het onzekere Malland echtereen der jongste gedeelten van het tot dusverre gevormde waterschap, bestond reeds in de 13e eeuw; want in 1285 wordt reeds een Hugo van Malland vermeld 1). Het is zeker niet lang vóór dien tijd beverscht geweestdaar in deze bedijking ook nog altijd een hoek naar een' zijner eerste bezitters met den naam van //Huig van Mallandshoek" wordt bestempeld. Lang vóór Malland bestondwerden de weihoeken, welke door het opwerken van den noorddijk zijn drooggevallenaan de werking der stroomen onttrokkenter wijl zeker weder een tusschentijd van enkele eeuwen is noodig geweestalvorens deze tegen de achterliggende gronden konden worden aangewonnen Op deze wijze voort redenerende zien wijdat de oudste indijkingen van dit waterschap zekerlijk in de 8e of 9e eeuw moeten hebben plaats gegrepen. Dit is alwat met eenige zekerheid omtrent den tijd dezer OorJconde?iboelc van Holland en Zeelanddeel IT, pag. 258. Archief lVe dl 2de st. 4

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1878 | | pagina 59