51
tegen Priestermeet en Poortvliet aangedijkten is kennelijk
heel wat laterdan de vorige polder bedijkt. Sommigen
meenen datnaar aanleiding van den verkoopbrief van de
Meeneweide," Bartelmeet in 1325 of kort daarop is ingepolderd;
maar uit het genoemde stuk blijkt weldat het daarin be
doelde gors bij of tegen Poortvliet lag, dan er is volstrekt niet
uit op te maken of daaruit Bartelmeet is voortgekomen
Maar was uit //de Meeneweide" of Ghemeene weijde" zooals
men dien naam reeds in een stuk van 1352 vindt vermeld
de Bartelmeetpolder gevormddan zouden de dijkages Broek
en Roolanddaartegen aangewonnen van te laten oorsprong
moeten zijn iets wat nu juist in strijd is met de uiterlijke
gesteldheid daarvan.
De reeds zoo vroeg tot eene watering vereenigde bedijkingen
zijn onderscheidene malen door stormvloeden zwaar geteisterd
de wielen toch die langs den eersten ringdijk worden aange
troffen leveren daarvan het onwedersprekelijke bewijs. Uit de
omdijkingen van deze kolken is het wijders ook duidelijk dat
al die doorbraken zijn veroorzaakttijdens de voorliggende
polders nog niet bestonden, tengevolge van hooge vloeden der
12e of 13e eeuw. Ook de dijk van Priestermeet draagt dui
delijke sporen van doorbraken vóór dat Bartelmeet bestond
terwijl de laatste dijkage reeds weder door overstrooming is
getroffen vóór //het Rooland" daartegen was aangedijkt.
Al vroeg evenwel is de watering van Poortvliet schier geheel
binnengedijktwant door de vorming der polders Klaas van Stee
land Oud- en Nieuw-Strijen Yijftienhouderd-gemeten Roo
land en Broekwas haar oostelijke zoom reeds vóór het einde
der 14e eeuw geheel aan het geweld des waters onttrokken
terwijl door het afsluiten van den Pluimpotin 1556, ook aan
den westelijken kant de vloed van hare buitendijken werd ge
weerd. Aiieen bleef aan de noordzijde nu nog een klein ge
deelte zeewering door het water bespoelddoch daarvoor lagen
P. van Mieris, Groot c/iarterboekdeel II, folio 353.