52 vroegtijdig hooge slijken en gorsen en de Mossel- en Krabbe- kreek waren stroomen van gering vermogen. Zooals dus blijkt, had de oude watering in de tweede helft der 16e eeuw schier niets meer aan hare zeeweeringen te koste te leggen; doch in 1579 hadden ingelanden van Nieuw-Strijen hunnen polder verlatenendaar nu het waterschap Poort vliet bij het verloren gaan van deze rampspoedige bedijking, ook groot nadeel stond te lijden werd deze polder in 1580 voor rekening der ingelanden van de watering aangekocht. Hierdoor nu kreeg de dijkage van Poortvliet een meer gewigtig punt van verdediging, waarom ook terstond aan //de landmeesters die tot dusverre de polders hadden beheerdeen geregeld be stuur, bestaande uit een' dijkgraaf en zeven gezworenen, werd toegevoegd. Dan had de watering aan hare eigene zeeweringen in de 16e eeuw niet veel van den aanslag der wateren te lijden men had hare oude buitendijken grooteudeels laten verloopen, ten gevolge waarvan zij ook alleen door de voorliggende dijkages lag beschermd. Steeds moest daarom gedeelte in de kos ten van het onderhoud van den zeedijk van Westkerke wor den betaald. Dit duurde zelfs tot 1544 toen bepaald werd dat voortaan slechls gedeelte daarvan voor rekening dei- watering mogt komen. Hoewel dus merkelijk verligt bleef deze bijdrage toch altijd nog aanzienlijk doordien het weste lijke dijkvak van Scherpenisse destijds zeer door den stroom werd aangetast 1). Is het slechten of applaneeren van dijken steeds eene be denkelijke zaakde polders van Poortvliet vooral ondervonden maar al te zeer de waarheid daarvan. Beschut door dezelfde waterkeering als waarmede Scherpenisse tegen den vloed was beveiligddeelden zij niet alleen in de kosten van het daaraan verbonden onderhoud maar leden ook groot nadeel van de rampen welke de voorpolders troffen. Ekmerins, Beschrijving vau Poortvlietpag. 73.

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1878 | | pagina 62