58 ingeval van nood, ook weder aanspraak had 1). Zoodanige verklaring kwam eerst op den 1 April 1766 inhet bestuur nam daarmede genoegen en het stuk werd in het resolutie boek geregistreerd" 2). Blijkens het voorgaande staat de Bakkersdijk dus in dezelfde betrekking tot den geheelen dijkals een stuk vroonland tot de overige of schotbare gronden eens polders; maar bij overstroo ming der voorliggende dijkage heeft het waterschap daarop hetzelfde regtals op de andere deelenwelke nu eigenlijk ook met den cijns van dit vak zijn bezwaard. Later is de erfpacht van den geheelen dijk met de daaraan grenzende karrevelden opnieuw geregeldvoor de eerste vakken van den Bakkersdijk tot aan den Beugkensdijk en van den zoogenaamden Groeneweg tot kort bij den zeedijk wordt jaar lijks 124,11 en voor het midden gedeelte met de rente van enkele perceelen karreveld, jaarlijks 142,46° betaald 3). Na reeds welligt te lang bij dezen dijk te hebben stil gestaan keeren wij ten slotte weder terug tot den stormvloed van 1645, welks nadeelige uitwerkselen zooals wij zagenook hier in zoo erge mate werden gevoeld. Behalve de reeds hierboven opge somde nadeelenwelke de watering uit de overstrooming van Scherpenisse had ondervondenmoet ook nog wel deze worden vermelddat de dijkage als het ware daardoor genoodzaakt werd, den Klaas van Steelandpolder in onderhoud over te nemen. Deze kleine bedijking toch die bij eene waterkeering van ruim 700 meter lengte, destijds maar eene schotbare oppervlakte besloeg van 49 gemetenkon op den duur door eene zoo zwaar geteisterde watering als Scherpenisseniet worden onder houden. Seeds vroeger had men dan ook van dien kant ge dreigd den polder te zullen verlaten wanneer de watering van Poortvliet weigerde daarvoor bij te dragendoch nu bij het Archief der polders van Poortvliet. 2) lbid. 3) Ibid.

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1878 | | pagina 68