57
56
behoorden tot
tot den eland
Smid, alhier; de Bats, te Oostburg; dr. H. Goeman, te
Zierikzee; prof. W. Kapteijn, te Utrecht; de erven Verhoeff
alhierons medelid dr. J. G. de Mante LeidenP. Ka
merman, in West-Afrika; onzen conservator en de directie
van het zoölogisch station, dat voor een paar jaren te Vlis-
singen geplaatst was en waarvan de leden eene excursie op
zee hadden gemaakt rond en voorbij onze kusten.
Aan die verschillende gevers hebben wij uitheemsche voor
werpen te danken, uit Indië en van de Gongo-rivierdie
grootendeels bewaard zijn en ons daardoor onder anderen een
hlik doen slaan in de fauna van Beneden-Guinéewaaruit
blijktdat zij veel overeenkomt met die van Opper-Guinée.
Wij ontvingen van daar ook het lastige insectde pule\
penetrans, hetwelk men tot nog toe meende, dat alleen
voorkwam in Amerika.
Vermits intusschen de strekking der verzameling zijn moet,
om, zooveel mogelijk, de Panna van Zeeland te vertegen
woordigen waren ons nog aangenamer de schijnbaar geringe
specimina van de nabij onze kust in zee levende crustaceën
die wij ontvingen door de bemoeiingen van bovenvermeld
zoölogisch station.
Tot de aanwinsten behoorde ook een paar schedels van
het kerkhof van het verdronken Reimerswaaleene verza
meling meestal inlandsche houtsoorten en eene verzameling van
fossiele beenderenopgevischt in de Schelde. Deze laatsten
zijn door den conservatordr. J. G. de Manbeschreven
in //het Archief” van het genootschap en
den mammouth, het uitgestorven rund, en
zooals wij boven reeds mededeelden.
Ons medelid dr. J. G. de Mante Leiden heeft zich
aan ons verplicht, door voor ons te determineeren de steen
koralen die in onze verzameling aanwezig zijn. Kleine spe
cimina daarvan zijn tot een meer gemakkelijk overzicht in
eene afzonderlijke met glas gedekte kast geplaatst.
Deze determinatie en de aanwinst van zoovele voorwerpen
Coleoptera en lepidoptera.
Omtrent den toestand waarin deze verzameling verkeert
kan niet zulk eene gunstige verklaring afgelegd worden
als nopens de overigen.
Nadat de conservator de heer P. de Bruijne reeds her
haaldelijk met het oog op zijne vele overige werkzaamhe
den het verlangen had te kennen gegevendat hem iemand
mocht worden toegevoegd, die zich met het dagelijksch toe
zicht zou willen belasten werdin overleg met den mede-
conservator den heer A. Walraven, de verdere zorg over
dit kabinet opgedragen aan den heer N. M. La Bontijn.
Deze aanvaardde die taak met veel ijver en nauwgezet
heid. Binnen betrekkelijk korten tijd was een groot gedeelte
der verzameling geheel schoon gemaaktvolgens de laatste
methode op nieuw gerangschikt en met een aantal ontbrekende
heeft het noodzakelijk gemaakt, dat voor dit deel onzer col
lection een nieuwe cataloog werd gedrukt. Daarin is mel
ding gemaakt van de namen der gevers, voor zooverre die
bekend waren. Hij volgt hier achter.
Ook de verzameling geraamten van in- en uitlandsche die
ren is door aankoop en schenkingen toegenomen. Het is
evenwel onnoodig hierbij te voegen, dat men, wegens de
onvermijdelijke onkostenmet de uitbreiding van de zoölo
gische verzameling zeer spaarzaam te werk gaat, en dat het
daarenboven moeilijk is om uit Zeeland zelf of uit de Zeeuw-
sche stroomen nieuwe voorwerpen te verkrijgenvermits er
niemand isdie voor ons verzamelten vooral niemand
die dit doet met wetenschappelijke kennis.
Ofschoon wij dan ook gaarne vermeldendat wij reeds
veel bezitten, moeten wij er echter bij voegen, dat wij,
wat de Banna van Zeeland aangaatnog veel missen. Dit
geldt vooral voor de mollusca, spinnen en insecten. Van
de laatsten missen wij nog acht orden van de tien. Wij be
zitten slechts de