72 ren hunne beloopenhorizontaal gemetenslechts 10 voet breed. Zij kwamen nogtlians in vorm overeen met de zee dijken uit dien tijdwant ook deze waren op dezelfde wijze aangelegd en langen tijd onderhouden. Zijn zij al niet de oudste inlaagdijkendie in ons gewest zijn opgeworpenzeker waren in dit eiland nog nimmer dergelijke werken noodzake lijk geweest, en geen wonder, dat voor de regeling der kos ten dan ook weder 's graven tusschenkomst noodig was. Willem bepaalde dat de uitgaven van dusdanige dijken ge dragen moesten worden door het gansche land gemet-gemets- gewijze wijl het gelieele eiland er door werd gebaat Zoowel nopens den vorm dezer oude inlaagdijken als om trent dien van onze oude zeedijkenmerke men nog opdat men er eertijds niet op bedacht was aan het naar zee gekeerde beloop eene betere schuinte te geven dan aan het binnen talud wel worden dijken van polders uit dien tijd met schui nere buitendorceringen aangetroffendoch deze meer geschikte hellingen hebben zij grootendeels door het daarop uitvoeren van zoogenaamde aanlegsels of buitenverzwaringen tijdens de polders nog aan zee lagen, verkregen. Uit onderscheidene waar nemingen is evenwel geblekendat niet overal het dijkwezen steeds op gelijke hoogte was maar dit plaatselijk ontwikkeld wasal naar gelang men met stroom en golven te kampen had. In latere tijden zijn geene //inseten" meer noodig geweest ook blijkt nietof de ter wederzijde van Cortgene gelegde ooit in zeedijken zijn herschapenwant in volgende bescheiden wordt van geene verdere nadeelige werking van den stroom gewag gemaakt. Met stormvloeden had het eiland echter voort durend te kampenen hoofdzakelijk leed het daardoor weder in 1352, toen aan alle kantendoch inzonderheid op het weste lijke gedeelte, zeer groote schade ontstond. Te Vliete brak de zeedijk door, tengevolge van het stooten eens schipsen het daardoor overstroomde deel bleef bijna een jaar drijven. Te l) V. van Mieris, Groot charterboek deel II, folio 634

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1880 | | pagina 100