74
wesen" a). Was dit het geval tijdens het leven van onzen
kroniekschrijverhet zal ook vroeger wel zoo zijn geweest;
zoowel het in der tijd gedane verzoek van ingelanden om een
tweeden dijkgraaf, als een schrijven van den hertog van 1 Julij
1421, pleiten daarvoor 2). Uit het eerste stuk, het verzoek
schrift van ingelanden, blijkt, dat het geheele eiland vóór
1327 door slechts één dijksbestuur werd beheerd, en uit het
tweede is na te gaan datschoon aan het verlangen om een
tweede bestuur was toegegeven toch geenszins altijd werd ver-
rigt, wat hoog noodzakelijk was. Het bedoelde schrijven is merk
waardig genoeg, hier in te lasschen het bevat het bewijs voor
ons vermoeden en verspreidt tevens eenig lichtbetrekkelijk het
geen later volgt. De hertog dan schreefJohan enz //laten
u weten den gemeenen Dijckgraveende Gesworen van onsen
//landen in Noortbevelantdat wij verstaen hebben, dat ghij
//den ouden dijck van Grutersoirt zeer vergangen laet, ende
niet en doet lierden ende dijclvenals bij onsen Raide over-
dragen was, des ons in geenrewijs van u en staet te lijden,
noch oic geheugen en willenwairom wij u ontbiedenende
//bevelen mit sonderlingen ernste op u lijft', ende goet, dat
//ghij den voirsz. dijck van Grutersoirt also doet houden ende
//bedijcken ter tijt toe, dattet onsen Raidedie ghij selve
dairtoe gecoren hebtorbaar dunktdat ment laet vaeren
//off neen, wij willen ongehouden wesen van der vrijheijt,
die wij den gemeenen lande van Noirtbevelant gegeven heb-
//ben. Ende wairt dat ghij luyde versumelijc hier in wordt
//ende den voirsz. ouden dijck niet en deedt houden, als
//voirsz. is ende onse voirsz. landt aldair liijnder off schade
//bij lede, dat wouden wij houden ende rechten aen u lijft',
ende goedt als an den genendie onsende ons lands ver-
Reigersberg Kronijk van Zeeland pag 38.
3; F. van Mieris, Groot charterboekdeel 1T pag. 420.