93 zijde, en hun die de Ruigregisters niet ieder oogenblik ter inzage kunnen ontvangen, kan het boekje van Mr. S. Dobbelaer de Wind x) menig curieus geval onder de oogen brengen. Het kan dan ook veiligvoor een deel althansals een gevolg der toenemende beschaving beschouwd wordendat de behoefte om een tuchthuis op te rigten dringend werd gevoeld en het is inderdaad niet te verwonderen dat het menschelijk gevoel er zich tegen begon te verzetten om, bij het geringste misdrijfdat maar even de grenzen van een civiele boete over schreed den delinquent de deur der maatschappij uit te zetten met gestempeld endossement en verwijzing naar den buurman. Omstreeks het jaar 1628 schijnt men voor het eerst met ernst er aan gedacht te hebben om een tuchthuis op te rigten. Men heeft wel eens beweerd, dat er vroeger reeds iets der gelijks bestaan heeftalthans 's Gbavezande uit die meening in zijn n Vredegroet ter inwijing van Tiet armziekenliuiV 2) onder het bijbrengen van eenige argumenten, en ook de schrijver van de door mij 3) genoemde memorie is van dat denkbeeld niet afkeerig. M. i. ten onregte. De geheele loop van zaken tot aan de voltooijing van het gebouwduidt aan dat we met iets nieuws te doen hebben, waaromtrent alle gegevens van elders moesten verzameld worden, en de argumenten van 's Gtbavezande komen mij onjuist voor, ten minste ik lees heel wat anders op de door 's G. aangehaalde plaatsendan hij er in ziet. De schrijver beroept zich op een resolutie van den Raad d.d. 17 April 1582, alwaar sprake is van het los laten van een gevangene bij het vieren van het Paaschfeest, doch in die resolutie wordt nietzooals schrijver zegt, melding gemaakt van regenten van het tuchthuismaar van het loslaten van een gevangene van lijve aengesproTcenop voordragt van de vaders der gevangeneneen //gevangene van lijve aenge- x) Bijzonderheden uit de geschiedenis van het strafregt. 2) Pag. 54, noot. 3) Zie hiervoren pag. 90noot.

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1880 | | pagina 121