104
een afscheidsmaal aan zijne vrienden ten koste van dezen
huize gegeven hebbende is den ontvanger Mr. Pieteii Pede-
n coeur, gelast van gemelden C. de Jonge hetzelve in te vor-
derenen bij refuis denselven regterlijk daartoe te constrin-
geren."
In ieder geval schijnt men in 1758 nog niet er van over
tuigd te zijn geweest, dat een tuchthuis geen plaats is om
gastmalen aan te rigten al moge men aannemen en als ver-
schoonende omstandigheid er op kunnen wijzen, dat in een
huiswaar op zulk een uitgebreide schaal restauratie werd ge
houden het toebereiden der spijzen niets te wenschen overliet.
Art. 5.
Ende vermits het huijs is een huijs van tuchte en droef-
heidtot bekeei'inge ende verbeeteringe des levenszoo zal
den binnenvader trachten de tuchtelingen met een goed exem-
pel voor te gaan en insonderheid tegengaan en beletten alle
vloeken en sweeren en misbruyken van Gods H". naam
item alle dertele geile en lichtvaardige propoostenofte actiën
//bij en omtrent de tuchtelingenmaar deselve in goede tucht,
ordre in 't werk laten houden mitsgaders te besorgen dat
haar egeen sterken drank sal worden gegevendie haar
eenigsints soude kennen hinderen ofte deeren."
Men kan hieruit leerendat men den binnenvader geene
hooge eischen stelde en dat men onder orde en tucht"
Aangaande deze laatste schilderij vindt men vermeld:
„In April 1761 is op voorstel van den Heer Pres. Radkiimachek besloten
dat hij heer Pres. benevens de regenten I. van Ferny, A. de Schoezetter en
F. Kok door den fijnschilder Schotjman zouden worden geportraiteerd en
daarbij gevoegt den binnenvader C. van Loyse zijnde hetzelve schilderstuk vol
eindigt en in de Regentenkamer geplaatst den 6 Augustus 1761. (1764?)
Waarvoor door ieder regent een vijfde part en de overige twee vijfde parten
door d' heer Praes. voor zig zeiven en voor voorn, binnenvader is betaalt
zijnde naderhand in plaats van I. van Ferny daarbij geschilderd de Mr. Pr.
Matthias."
Deze schilderijen zijn thans Dog in het huis van arrest aanwezig.