106 Aan liet eind van liet artikel staat, dat de binnenvader geen gelagen zal mogen zetten, direct nocli indirect. Dit voorschrift was niet onnoodig; in 1668 staat in de notulen van den Raad reeds vernield, dat twee jongste heeren in de wet den buiten-regenten werden toegevoegd om den binnenvader en tugtelingen te houden in hun devoir. In 1747 werd den binnenvader een half jaar tractement ingehouden wegens zorgeloosheid in het bewaren der gevangenenwaar aan de oxhoofden wijn, zoo het schijnt, veel schuld hadden, en eindelijk, bij gelegenheid dat in de maand November 1756 vijf gevangenen waren uitgebroken, werden de klagten, over het zetten van gelagen door denzelfden binnenvader op nieuw te berde gebragt en vinden we daaromtrent een rapport, door een commissie uit de stedelijke regering ingediend, met het antwoord daarop van de heeren regenten, dat merkwaardig mag genoemd worden ter kenschetsing van de gewoonten in dit huis van tuchte en droefheidtot bekeeringe en ver- beeteringe des levens." Naar aanleiding van den vrijdom van accijns en de aan den binnenvader opgelegde verpligting om geen gelagen te mogen zetten maakt het rapport de opmerkingdat de tegenwoordige //binnenvader zich daaraan niet gedraagt." Immers uit de te dien aanzien door de pagters verstrekte opgaven bleekdat de binnenvader in de drie laatste jaren //verconsumeerd" had 1°. van 1°. October 1753 tot uit0. September 1754, 15 oxhoofden en 5 stoopen; 2°. van 1°. October 1754 tot uit". September 1755, 13 oxhoofden en 66 stoopen; 3. van 1°. October 1755 tot uit". September 1756, 8 oxhoofden en 84 stoopen. De binnenvader had, wel is waar, tappers-accijns betaald boven de 7 oxhoofdenmaar dit nam niet weg dat die cpian- Deze binnenvader was niemand anders dan C. van Doysisn die, met de regenten te zamen op het schilderdoek werd gebragt.

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1880 | | pagina 134