117 loosheid van dien binnenvader, wien zij om diezelfde oorzaak in 1747 een half jaar tractement had ingehouden. De Re genten die in het zetten der gelagen zoo vergevend gezind waren, rekenden ook het uitbreken der gevangenen den binnenvader niet te streng toe en uit het meergemelde rap port van 1756, gesteld door den president Radekmachek, blijkt hoe ook op dit punt den binnenvader Loysen de hand boven het hoofd werd gehouden dat het uytbreken der gevangenen uyt de weeverie hun des te meerder surprennant is te voorn gekomenomdat die plaats altoos is geconsidereerd als de best versekerstedog die op een ongehoorde wijse is geforceerd geworden en dat n sulx kan geschieden met door vijlen van selfs swaare ysere //traliën in een korten tijd, heeft den rapporteerder in desen bij eygen ondervindingalsoo een tralie niet minder dik en swaar voor deszelfs vóorbuys staandein weinige uuren op wel 63 plaatsen is afgevijld geworden door een smitsknegt //maar in daggeld werkende en geensints syne verlossing uvt eene verdrietige gevangenis tragtende te bevorderen." Hoe men ook over deze verdediging, alsmede over de deug delijkheid van de ijzeren staven of wel de handigheid van den smidsknecht, denke dit is zeker, dat de ijver van den heer president niets te wenschen overlietdie zijn eigen goed aan zulk een proef waagde. Indien bovendien de bewuste tralie diende om den toegang tot zijn huis te versperrendan zullen andere maatregelen door den eigenaar zijn moeten aan gewend worden om zijn rust en veiligheid voortdurend te verzekeren. //De Heeren Schepenen Commissarissen," zoo staat er verder in het rapport geschreven, seggen bewoordelijk selfs ////of ////nu de origine van deze uytbraak direct aan de nonchalance ////en quade sorg van den binnenvader te adscriberen soude syn souden heeren commissarissen met geen sekerlieyd kunnen ////en willen stellen" en praesident en regenten van dat huys souden sulx nog veel minder kunnen besluytenomdat

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1880 | | pagina 145