Uit het adres der gevangenen aan den maire volgt, dat
er ook strengere tucht heerschte; althans zij beklagen zich over
hun ongelukkig lot dat hun //bejegende vaak door een niet
noemenswaardige kleinigheidsoms zelfs door voorheen geoor-
loofde, doch nu verbodene zaken berokkend."
De voeding geschiedde volgens vaste regelen; de concierge
was belast met het verschaffen van het voedsel, maar op
welke wijze de concierge betaald werd is mij niet duidelijk
geworden. Wèl blijkt uit enkele brieven, dat hij soms aan
zienlijke sommen voorschoot, zoodat hij in 1813 zijn beklag
deed bij de commission gratuiteomdat hij 14000 francs te
goed had voor de voeding der gevangenen terwijl hij ne
gen maanden salaris te vorderen had. In April 1814 wendde
hij zich andermaal tot gemelde commissieter verkrijging
van een hem verschuldigde som van 7530 francs, een som
die hij dubbel noodig had nu hij zelf door zijne schuldeischers
werd vervolgd. Hij verzocht mitsdien de commissie zich te
willen wenden tot den prefect, teneinde betaling dier ach
terstallige som, of althans gedeeltelijke betaling daarvan, op
rekening te verkrijgen.
Deze brief is de laatste waarin sprake is van de commission
gratuite. Den 20st'" Augustus van datzelfde jaar 1814 noo-
digde de provisionele burgemeester van Middelburg, de keer
Bijleveld de benoemde leden van het collegie van regenten
over de gevangenissen uit om den 22st'n als zoodanig te wor
den geïnstalleerd. De benoeming was geschied door den
secretaris van staat voor de binnenlandsche zakendie de
heeren D. J. WeykrmanJ. J. Sprenger, M. van Hall,
J. W. van Dusseldorp de Superville en P. de Stoppe
laak aanwees ommet het hoofd van het plaatselijk bestuur
en den officier der regtbank, het college van regenten uit
te maken. De gouverneur van Zeeland werd daarbij geauto
riseerd om het collegie door het plaatselijk bestuur te1 doen
Het aantal bedroeg toen ter tijd circa 120.