135
In de maanden April, Mei, Juni] en Julij zou er geen
druppel regenwater overschietenindien het over dezelfde
oppervlakte uitgespreid bleef, waarover het viel.
Schaarschte schijnt ook plaatselijk te kunnen zijn. Utrecht
ten minste heeft volgens de waarnemingen van 1855 tot
1878, dus over 23 jaar, door verdamping meer water ver
loren dan het aan regenwater ontving.
Had te Utrecht geen verzameling in regenbakken plaats,
waardoor de oppervlaktedie aan uitdamping bleef bloot
gesteld belangrijk verkleind werd, dan zou die stad, die
vroeger water uit de beroemde Maiïaponrp naar Amsterdam
zond, op hare beurt water welligt van daar moeten ontleenen;
want ook in Utrecht gaat de bodem, waarop men leeft, den
weg op van de bodems van alle stedenwaar voor behoorlijke
verwijdering van faecalien niet wordt gezorgd. De bodem
is er verontreinigd en het water, dat door dien bodem ge
sijpeld heeft en vervolgens wordt opgepomptis met veiligheid
als drinkwater niet te gebruiken.
Dat te Utrecht de verdamping den regenval overtreft kan
niet worden toegeschreven aan bijzondere geringheid van
dezen laatste. Het schijnt dat er omstandigheden zijndie
de verdamping aldaar begunstigen.
Keeren wij naar Walcheren terug met de vraag hoeveel
water na aftrekking van de verdamping in de duinen be
schikbaar blijft, dan ontmoeten wij de moeijelijkheiddat er
te Ylissingen wel waarneming van gevallen regen, maar niet
van verdamping plaats vindt.
Er zijn natuurlijk ook te Ylissingen natte en drooge jaren.
De gemiddelde hoeveelheid water, die van 1855 tot en met
1878 aldaar per jaar gevallen is bedraagt 598 m. M.het
geen minder is dan op de meeste plaatsen van ons land
wordt waargenomen.
Het droogste jaar van den laatsten tijd was 1873 toen te
Ylissingen slechts -403 m. M. regen viel.
ïe Utrecht onderscheidde dat jaar zich eveneens door weinig