141 maar hunne oppervlakte is zeer gering. Omtrent de grootte bestaat een soortgelijk verschil als bij laatstgenoemde duinen werd bevondentusschen het kadaster en de kaart, die door het polderbestuur in druk is gebragt. Welligt is het ver schil ook hier aan versmalling van den duinregel toe te schrij ven. Yoor alle zekerheid nam ik het kleinste cijfer, namelijk 130 Id. A. aan, zijnde 50 II. A. minder dan bij het kadaster voor het duin onder Koudekerke en Biggekerke bekend staat. De duinstrook bevat geen dalenpannen of laagtenmaar is voor het grootste gedeelte slechts een rug, en beslaat op enkele punten niet meer dan 80 M. breedte. De grootste breedte is ongeveer 400 M. over eene lengte van slechts 800 M. van de 7100, waartoe de duinstrook zich uitstrekt. De vorm van de duinstrook laat niet toedat in het midden harer breedte een afvoerkanaal wordt gegraven. Dit zal aan de binnenzijde moeten gebragt worden; deze inrigting en de groote hoogte van de duinstrook zullen tengevolge hebben dat meer regenwater naar zee zal wegvloei] en dan bij de noorde lijke duinen naar die rigting zal verloren gaan. Ik heb daar om slechts gerekend op het regenwater dat op de helft dei- breedte van dezen duinregel valt, dus op eene oppervlakte van slechts 65 II. A. Wegens de groote oppervlakte, welke de duinen door hunne hoogte ter verdamping aanboden meende ik op niet meer dan op een overschot van 50 millimeter waterhoogte per jaar te mogen rekenen, hetgeen slechts 32500 M3 zou opleveren. Dat die geringe hoeveelheid vermoedelijk wel zal overtroffen worden kan op grond van mijne u reeds medegedeelde be schouwingen gerust worden aangenomen. Neem ik het maxi mum der daarbij gevonden waterhoogte van 200 m. M. per jaar dan verkrijg ik toch nog slechts eene hoeveelheid van 130000 M3 per jaar waarmede alleen Ylissingen zou kunnen voorzien worden; daarbij voor de ingezetenen ten getale van 10000 slechts op 20 liter per hoofd en per dag rekenende.

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1880 | | pagina 169