143 en ook het maximum van gebruik door scheepvaart en loco motieven niet zal worden bereiktzal voor de berekening van den prijs, dien men voor het water moet laten betalen, naar mijn inzien men aanvankelijk met geen grootere levering dan tot de helft der berekende behoefte zich mogen vleijen, stel dus met 120000 M3 in het jaar. De prijs wordt dan f 1 de M3zijnde een cent de emmer van 10 kan. Ofschoon het cijfer van 120000 M3 in het jaar slechts vertegenwoordigt 12 liter per dag en per hoofd van de bevolking van Middel burg en Vlissingen te zamenbeschouw ik die levering voor den eersten tijd nog als zeer ruim en dus ook den prijs van f 1 per M3 als een minimum. Een gezin van zes personen zal bij dien prijs op een uitgaaf van bijna f 30 per jaar moe ten rekeneneen uitgaafdiealleen voor watervoor weinig gegoeden zeker te hoog zal zijn, maar die toch in het alge meen niet voor onoverkomelijk mag worden gehouden. Er kan ook gelegenheid gegeven worden zich het water per emmer aan te schaffen zij het dan ook tegen iets hoogeren prijs, ten einde een ieder in het genot van het onschatbare levensmiddel te stellen. De aanleg der werken voor een waterleiding uit de duinen ten westen van Ylissingen, voor welke plaats alleen de inrig- ting zou kunnen dienen behoeft slechts f 300.000 te kosten (Bijlage no. 2) wegens den geringen afstand en de geringe hoeveelheid water die daar kan worden ontleend. De exploitatiekostenberekend aanvankelijk op den geringen aanvoer van slechts 32000 M3, worden door mij alle tezamen begroot op ƒ9000. Hierbij gevoegd 21000 aan aflossing en rente van het kapitaal van aanleg maakt te zamen 30000 voor de uitgaaf per jaar, waarop men den eersten tijd heeft te rekenen. Dit water kost dus terstond reeds niet minder dan 1 de M3 in de onderstelling dat de geheele hoeveel heid wordt verkocht, waarop wegens hare geringheid alle kans bestaat, bedragende niet meer dan 8 liter per dag en per hoofd.

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1880 | | pagina 171