156 ningen (8), (9) en (10) zoo geregeld, dat alleen bij horizontalen stand van den hefboom de waterstand in (6) constant kan wezen. Het water zal daarom in de beide reservoirs (6) en (45) steeds even hoog staan De verhouding tusschen de hoeveelheid zui ver water, die geleverd wordt, en de hoeveelheden zeewater, die naar de beide verdampers en den stoomketel gevoerd wor den, is nu alleen afhankelijk van de verhoudingen (46), (8), (9) en (10). Die zijn zoo gekozen dat men het nadeel vermijdt; vandoor te veel af te moeten blazen nutteloos kolen te verbruiken en tevens het gevaar om door te weinig af te blazenketel en verdampers te benadeelen. 11. Terwijl de stoom uit den ketel in de buizen (30) van den eersten verdamper gecondenseerd wordt, geeft hij warmte af, waardoor het omgevende zeewater aan het koken geraakt. Zoo krijgt men een tweede hoeveelheid stoom die geen brandstof kost. Deze secundaire stoom verzamelt zich in de stoomkamer (50) en gaat door buis (51) in de buizen (52) van den tweeden verdamper. 12. Deze secundaire stoom wordt in de buizen (52) geconden seerd door het omgevende zeewater. Het zoo gevormde zuiver water voegt zich in de ruimte (35) bij dathetwelk door con densatie in de buizen (30) van den eersten verdamper verkre gen isen komt dus ook op de in 78 en 9 beschreven wijze door het filter in reservoir (45). 13. De condensatie van den secundairen stoom in de buizen (52) brengt weer het omgevend zeewater aan het koken en levert zoo een derde hoeveelheid stoom, die wederom geen brandstof kost. Deze tertiaire stoom verzamelt zich in de stoomkamer (53) en komt door buis (54) in de condensatiebuizen (3). 14. De tertiaire stoom wordt in de buizen (3) gecondenseerd. Het zoo verkregen water voegt zich in de ruimte (39) bij het geen in de buizen (30) en (52) gevormd is en komt dus ook na gefiltreerd te zijn in reservoir (45).

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1880 | | pagina 184