170
onderste lagen van ons zand-diluvium dat volgens dr. Seelheim,
verder op in de niet uitgeholde deel en der Westerschelde 20
a 25 meters bedraagt x), of liggen ze ook in boogere
lagen, dit moet de tijd leeren; vindt men dezelfde soorten
ook in 't gebied der Oosterscbeldewier diluviaal-zand volgens de
meening van dr. Seelheim meer aan de terreinen van de Maas
en den Rijn herinnert, ook dat moet nog onbeslist blijven, even
als liet ook nog beslist moet wordenzooals trouwens waarschijn
lijk is, of 20 meters onder den thans beganen grond van
Zeeland, ook zulke beenderen te vinden zijn of niet. Ont
breken ze, dan was er toen ter tijde reeds eene soort van
riviervindt men zedan kan er natuurlijk van eene rivier
geene sprake zijnmaar wel van eene diluviaal-zeedie zich
bewoog op tertiairen gronden waarin zich liet zand van
ons diluvium neerzette met zijne beenderen van onderen en
zijn veen van boven; de Schelde met hare dan veel latere
uitholingenzou in dat geval ook van lateren datum moeten zijn.
Met leedwezen vermeld ik ten slotte dat ik niet in de ge
legenheid ben geweest om kennis te nemen van de reeds ver
schenen afleveringen van het werk van prof. van Beneden
over de in den omtrek van Antwerpen gevonden fossilia.
De grondboringen in Zeeland. Amst. 1879 bl. 22 en profielen.