55 van de ontstane doorbraak wel '/het Grutersoirtmaar zeer waarschijnlijk niet het westelijke deel van Noord-Beveland overstroomd. Elk deel aan weerszijde van den laatst afgesloten stroom vormde alzoo een uitgebreid waterschap, terwijl de gronden tusschen beide het in de oude oorkonden bedoelde derde deel uitmaakten. Het laatste stuk was in vergelijk met de andere niet groot; het bevatte de vroeger langs de zeedijken gelegen gorsen in den Wijtvliet en in het midden de breede overblijf selen van dit ingesloten water. Deze tusschen de oude eilandjes aangewonnen dijkagehad betrekkelijk korte waterkeeringen doch overigens zulke, welke veel aan onderhoud vorderden, daar ze op zwakke bodems en tegenover lang opengebleven waterboezems waren aangelegd. Elk der twee wateringen had, tijdens hare scheiding, on getwijfeld een eigen beheer; na de vereenigiug dier oudste deelen blijkt het geheele eiland evenwel onder een bestuur te zijn gebrachtdoch in 1327 erlangde elk deel weder een afzonderlijk beheer Het derde stukhet //Grutersoirt" was ten opzigte van zijne polderbelangen ingedeeld bij de aan liggende wateringenzoodat de zeedijken daarvan onderhouden werden door die van Noord-Beveland beoosten den Wijtvliet en door die van Noord-Beveland bewesten den Wijtvliet, elk voor zooverre zij gelegen waren op hun gebied. Al de bedijkte gronden leverden heerlijke landouwen op overal wisselden zich vruchtbare korenvelden en welige wei landen afwaarom het eiland van oudsheren zeker niet ten onregte, met den naam van //den Zeeuwsclien lusthof" werd bestempeld -j. De landen reeds bij het begin van ons tijd perk aanwezig of aan de zee ontwoekerdbestonden hoofd zakelijk uit ligte klei- of zavelgrond; buiten de ingepolderde vlieten tierde derhalve overal houtgewasen dit in onze ver- F. van Mikkis, Groot charterboekdeel II, folio 420. 2) A. Goos, pag. 244.

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1880 | | pagina 79