312 Op den 3 Maart 1436 kreeg men hier bericht van een bestand tusschen de landen van Holland en Zeeland ter eene en de gemeene steden van de Duitsche hanzeter andere zijde. Hen 7 Augustus 1436 zag men //mitten daghe" eene me nigte groote en kleine schepen uit zee komen. Toen men dit hier vernamwerd er spoedig iemand te paard naar Vlis- singen, Westkappel en elders gezonden, om te weten te komen, welke schepen het waren. Dat het eene Engelsche vloot was blijkt, omdat de Wet den 12 Augustus vergaderd was //met de 24 poorters" om goede mannen te ordonneeren, ten einde naar den admiraal en de heeren van de Engelsche vloot te Vlissingen te gaan. Den 22 derzelfde maand kwamen hier twee of drie notabele mannen van de kapiteins en de admi raals" van die vloot om met de wet te sprekendie den daaropvolgenden dag met de 24 poorters vergaderden om den goeden mannen antwoord te geven. Ten einde deze stad en het land te helpen, tijdens de Engelsche vloot voor Vlissingen lagliet men hier een deel goede mannen" van Iteimers- wale, Goes, Tholen en Poortvliet komen, aan wie de accijns op het bier kwijtgescholden werdte weten aan die van B. en Th. voor -3Goes voor 4 en P. voor 2 vaten. In 1436 zag Middelburg zich genoodzaakt 150 a 200 te leenen om de 2000 rijders te betalen, die aan hertog Philips toegezegd waren roerende van den gulden het ge- met" en daarom werd er iemand naar Brugge gezonden om een financie te maken." Den 23 September 1437 was de Wet vergaderd, wegens het groote rumoerdat er onder de koornmarkt was roe rende van den koorne;" misschien een gevolg van de groote duurte der granendie er dat jaar heersclite. Er waren op zee door de Engelschen eenige Vlamingen gevangen genomen en te Arnemuiden aan land gebracht waarover de Wet den 13 November 1437 met den heer van Veere sprak.

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1881 | | pagina 146