316 een dagvaart te Brugge geweest, om daarover te spreken. Tot vinding van liet verschuldigde, moet eene belasting van 6 gr. per gemet geheven zijndie de stad voor hare poorters betaalde (Rekening 1443). Den 15 September 1443 kwam er eene waarschuwing uit Dordrecht om noch de Lek, noch de Merwede op te varen. Te lande liet men elkander evenmin met rust als ter zee want den 7 Mei 1443 kwam er een brief omtrent de schade, die HollandZeeland en Friesland mochten gedaan hebben aan 's Hertogenbosch of de Meierij en van de ophouding en letting" welke die van Boussche" aan gemelde landstreken veroorzaakt hadden en dat een iegelijk zou mogen varen en trekken onder elkander." Den 24 September 1441 kreeg het stadsbestuur bericht //van het bestand tusschen de drie rijkenPruisende Wend- sclie steden en den hertog van ITolstein." Omtrent hetgeen er deswege betaald moest worden door die van Holland en Zeeland (Wagenaak a. w., Ill, 543) vindt men het navol gende in de stadsrekeningen van Middelburg vermeldDen 20 Augustus 1446 waren B. S. vergaderd, om met die van Yeere, Westkappel en Ylissingen te spreken, daar deze stede voor zegelen zouvan den zoen van Bremen. Toen werden ook brieven geordonneerddie gezegde steden geven zouden van den loftochte," die Middelburg voor hen gedaan had. Den 22 dier maand werd de brief voor Bremen bezegeld en den 13 September daarna eene copie gemaakt, om naar Rei- merswale te zendenhoe die stad bezegeldheid" doen zou aan Middelburg. Yolgens de rekening van 1448, werden er 1110 rijngul dens betaald, voor hetgeen aan Middelburg, Yeere, Ylissin- gen, Westkappel, Zoutelande, Reimerswale, Goes en Cortgene opgelegd was te betalen voor den zoen van Bremen, voor

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1881 | | pagina 150