334
worden gebruikt het aan Zeeland belroorende huis, toen door
Admiraal Tiieslong en voor dezen door Admiraal Louis Boisoï
bewoond en gelegen achter de woning van den gouverneur
Alexander Haultain dus de ruimte thans ingenomen door
de Concertzaal en het Muntpleinachter het gebouwbewoond
door den tegenwoordigen Commissaris des Konings.
Evenwel het duurde niet lang, of er kwam tegenwerking-
van den kant der andere provinciën, vooral van de Staten
van Holland. Deze beweerdendat het door Zeeland opge
vatte plan streed tegen de privilegiëndie hun door de graven
en gravinnen van Holland en Zeeland van oudsher waren ver
leend en die ze tot nogtoe ongestoord hadden bezeten. Ook
de Prins was blijkens een brief van den 3 Pebruari er niet
zeer mee ingenomen. Bij hem beklaagden zich de Staten van
Holland over de vele nieuwighedendie men in Zeeland dacht
in te voerenzooals het oprichten van een Provincialen Baad
eene Eekenkamer en eene Munt.
Bij deze klachten bleef het niet. Laatstgenoemde Staten
gelastten den Schout van Dordrechtjhr. Willem van Nyvelt,
den muntmeester Jeronimus Bhuynzeels, op grond dat hij
als onderdaan van Holland het had gewaagdeen contract aan
te gaan met de Staten van Zeeland tot het oprichten eener
nieuwe Munt, in verzekerde bewaring te nemen. Op voor
waarde dat hij de stad niet zou verlatenwerd hij echter
weer in vrijheid gesteld tegen een1 borgtocht van zesduizend
gulden.
Voorwaar een krasse maatregel, waartegen de Staten van
Zeeland zicli met kracht verzetten. Plet oprichten eener Munt
was een prerogatief der kroondoch sedert men het gezag
van den Spaanschen koning niet meer erkendeberustte de
souvereine macht bij de Staten van ieder gewest, en hadden
deze het recht tot het oprichten eener Munt indien ze
In de instructie, den 26 Juli 1580 aan mr. Laurenrius Mock, pensio
naris van Middelburg, gegeven (zie pag. 311), heet het: Maxime cum id