339 meeren in 't stuk van der Munte, te weten, in den cours van den gelde, naar uitwijzen zulke ordonnantie als men daarop met den allereersten maken zal, dewelke d'een zonder d'ander niet en zal mogen veranderen," maar lag hierin het verbod opgesloten tot het oprichten eener nieuwe Munt in welke provincie dan ook? Intusschen waren de Gecommitteerde Radenvermeerderd met enkele leden uit den Magistraat der stad Middelburg, hiertoe door de Staten van Zeeland gemachtigd, reeds met, de voorbereidende werkzaamheden tot het stichten van het muntgebouw begonnen. Het door een Antwerpsch ingenieur in overleg met Bkuynzeels gemaakt bestek werd goedge keurd. Middelburg schoot drieduizend gulden voor, om in de eerste uitgaven te voorzien. Gillis Henduiksz., timmer man wien mr. Pieter Rezen van wege de Gecommitteerde Raden was toegevoegdwerd den 13 Mei belast met het houden van toezicht op de uittevoeren werkenterwijl aan Jan Akentsz., burgemeester der stad Middelburg, het beheerder financien werd opgedragen. Van het bouwen der Munt is slechts éene rekening met de daarbij belioorende bijlagen in liet provinciaal archief aan wezig, n. 1. die van mr. Pieter Rezen, loopende over de laatste veertien weken, van 1 Augustus tot 29 October 1580. De uitgaven gedurende dien tijd bedroegen bijna 3531 De rekening der ontvangsten en uitgaven over de eerste tien weken werd gehouden door Jan Akentsz. en was vervat in een rekenbouckdat later (in 1597) aan de Rekenkamer werd vertoonddoch daarop weer aan den burgemeester van Middelburg is gerestitueerd. Volgens eene aanteekening op Rezen's rekening was er door Akentsz, uitgegeven eene som van bijna 540.1 d. i. het bedrag van de door Middelburg geleende gelden. Wemogen dus aannemen, dat de oprichting der Munt aan de provincie heeft gekost de som van 894 of 5364. Toen de werkzaamheden eenigszins gevorderd waren, liet

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1881 | | pagina 173