342
uitersten maatregel vooreerst nog niet behoefde te komen en
dat het beter was af te wachten wat Holland zon doen 1).
Jan Noikot, die, zooals gezegd is, provisioneel tot munt
meester was aangesteld en korten tijd als zoodanig was werk
zaam geweestwerd nu bij de aankomst van Bruynzeels in
alle P civylheyt" ontslagen. Yolgens eene door liem onder -
teekende kwitantie ontving hij voor zijne aan Zeeland bewezen
diensten de somma van honderd Carolusguldens. Bruynzeels
aanvaardde daarop zijne betrekking en werd den 22 Augustus
beëedigd, tegelijk met den waardijn, essayeur en stempelsnijder.
Nadat eerstom den ambtenaren voorloopig bezigheid te
verschaffeneenige duizenden legpenningen en voor een driedui
zend gulden duiten en oorten waren gemunt, ontving Bruyn-
zeels den 24 November zijne instructie voor het slaan van
den Philipsdaalderden Bourgondischen daalderde gouden
kroonden stuiver en het koperen oortden 24 Februari en
den 10 April 1581 voor den dubbelen en enkelen dukaat met
de twee hoofden en den dubbelen en enkelen pistoletbeide
van goud. Yan deze laatste soort zijn evenwel nooit munten
in Zeeland geslagen.
Zoo trad de Zeeuwsche Munt voorgoed in werking. Voor
de jeugdige stichting evenwel als de gelijke onder de zusters
zou worden erkendwas er nog heel wat tegenstand te over
winnen. Te Antwerpen verscheen op naam van de Staten van
Brabant een gedrukt plakkaat, waarin de in Zeeland geslagen
dubbele dukaat met de twee hoofden en enkele andere munten
voor biljoen werden verklaard. Een zeer ernstig feitwaar
door de nieuwe Munt met geheelen ondergang werd bedreigd.
De Staten van Zeeland zonden dadelijk hun waardijn Pieter
de Grave die Andries Carasco in diens betrekking was
opgevolgd derwaartsom de Zeeuwsche muntsoorten te ver
dedigen en op intrekking van het plakkaat aan te dringen.
l) Collegiaelboek van de Staten 's lants van Zeelant ende heure Gecom
mitteerde Raeden dd. 22 Juli 1580.