352
wat weer een storm van verontwaardiging tegen deze provin
cie deed opgaan Mr. Lauuentius Mock Zeelands gede
puteerde ter vergadering der Algeineene Staten te Antwerpen
werd met de hevigste verwijtingen overladen. In een brief
aan de Staten van Zeeland dd. 3 Oct. 1582 klaagt hij over
de n opprobreuse ende invective" woordendie hij dagelijks
moet liooren over het slaan van den dubbelen dukaat met
's Konings beeltenis. Zoo hoog werd dit opgenomendat men
Zeeland verdacht hield andere bedoelingen te koesteren dan
de overige geünieerde provinciëndie niet alleen den Koning
hadden afgezworen, maar zelfs van zijn naam een afschuw
hadden. Zeelands handelwijze moest, naar 't oordeel der
andere gewesten, geacht worden te zijn een piaculum ende
overtredinge" van de Unie. //ïc liebbe deselve," zegt hij in
een anderen brief uit Antwerpen dd. 12 Nov. 1582, over den
dubbelen dukaat sprekendemet groeter moyte ende discretie
der tongen wel dapper moeten defenderen niet sonder bescaempt-
heyt, hoewel," voegt hij er niet onaardig bij, «tselve deur
tgebreck van mijnder naturen, die met brunicheyt overdect
isniet zoe merkelijck ontdect is geweest." In een lateren
brief van den 11 December 1582, laat hij zich op dezelfde
wijze uit: //Ic hebbe hier zooveel te lijden in 't verant
woorden van den dobbelen ducaet, dat alwaert dat ic een
momaenste haddevan dobbele ducaten gemaectic soude
qualicken mij verdecken deur de certiiicatiendie men hier
verspentdat men aldaer (te Middelburg) alnoch is slaende
deselve met des Co. van Spangens wapenen ende inscriptie."
Evenwel deze zaak zou niet lang meer een steen des aan
stoots zijn. Den laatsten April 1582 gelastten de Gecommit
teerde Kaden den waardijnalle ijzers der Munt met de wape
nen van Philips in te trekken. Op zijn verzoek werd dezen
ambtenaar echter toegestaanhet onder handen zijnde werk
1) Cfr. Brieven van L. Mock aan de Gecornm. Raden dd. 3 October en
11 December 1582.