353 nog met de oude stempels af te maken. Daarop werd aan Bruynzeels den 20 April 1583 van wege de Gecommitteerde Baden opgedragen, de stempels te doen vervaardigen voor een Zeeuwschen rozenobelaan de eene zijde met liet wapen van Zeeland en de woorden dne serva nos perimvs en aan de keerzijde liet opschrift voerende mon. no avr. cohit. zeland., den 2 Mei daaraanvolgende die voor een schellingeen halven schelling en een driegrootenpenning. Yolgens de instructie, die hij den 7 Mei '83 voor de heide muntsoorten ontving, moest de rozenobel een allooi hebben van 23 kar fijn goud, 36 penn. houden in de snede of 37 en j- en en uit uit een mark fijnterwijl de remedie 1 gr. 1 eng. mocht bedragen. De koers van uitgifte was bepaald op 23 fi VI. of f 6,90, doch wegens, //de walghe die onder die gemeynte is van de Zeeuwsche nobelswerd in overleg met den munt meester, bij resolutie van de Staten van Zeeland van den 23 Augustus 1583 deze gelijkgesteld met dien van den Gentschen nobel en verlaagd tot 22 fi 6 h VI. of 6,75; de publicatie hiertoe betrekkelijk werd nog denzelfden dag in de steden van Walcheren en zoo spoedig mogelijk in de andere steden afgekon digd. Tevens werd beslotendat men voortaan geene nieuwe gouden of zilveren munten meer zou slaan dan met voorafgaande beschrijving en consent van de Staten Den waardijn werd aangezegd, de stempels van den nobel in te trekken, totdat daarin nader zou worden voorzien. Evenwel den 14 September daaraanvolgende gaven de Staten vergunning met het aan- muuten van rozenobels voort te gaan. Den kooplieden zou men geven voor een mark fijn goud 36later sedert den 13 September 1583 36.j stuks. Volgens zijne instructie mocht de muntmeester van dezen penning ook halven en vieren- deelen slaanevenals van den schellingvan deze laatste munt Tot dusverre hadden de Gecommitteerde Raden bijna de gehcele directie der muutzaken in handen gehad. De Staten, naijverig op de groote macht van de Raden, in die dagen ontegenzeggelijk het voornaamste regeeriugscollege trachtten deze aldus te beperken.

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1881 | | pagina 187