II. 356 Blijkens Bokeel's eerste rekening zijn door hemvoor dato van de generale ordonnantie van Leicesterde volgende mun ten vervaardigd Zeeuwsclie nobels op den voet van de oude Ylaam- sche. Allooi en gewicht als boven Hoeveelheid 12752 stuks of zuiver 12174 stuks gelijkstaande met 346 m. 4 ons aan gewicht of 332 m. 1 kar. 6 gr. lijn goud. Recht van seig- neurage of sleischat ad 3 gulden 15 st. 8.jsïï myten per mark fijn. De koers bedroeg thans f 6,65 het stuk. Zesstuiverspenningen of Zeeuwsche schellin gen. Allooi en gewicht als de door Bkuynzeels vervaardigde; hoeveelheid 1551 m. 7 pen. 22 J, gr. fijn zilver. Sleischat 4 st. 4 myten per mark fijn. De jaren van de oprichting der Munt van Zeeland tot de uitvaardiging van de generale ordonnantie van Leicester ken merken zich door groote verwarring en willekeur in den munt slag. Wel waren het plakkaat van 14 December 1491 en dat van Kakel Y van den 4 Lebruari 1520 nog verbindend voor de Nederlandsche gewesten, doch deze luelden zich daar aan slechtsinzooverre dit met hunne belangen overeen kwam. Ook de poging, door de Algemeene Staten te Antwerpen in 1579 gedaan, om eenheid te brengen in den muntvoet, leed al heel spoedig schipbreuk. Niet alleen de soort der munten was hoogst ongelijkook de prijs van het geld was in ver schillende provinciën niet dezelfde. Door de oorlogsomstandig heden gedrongenverhoogden de provinciënom hare inkom sten te vermeerderen, niet zelden den koers van het geld en stelden die naar eigen goeddunken zeer ten nadeele van den handel tussclien de gewesten en tot groote schade van de inge zetenen. Dit gaf weer aanleiding tot eene soort van wind handel in muntspeciën tot muntvervalsching en haagmunterij tot twist en tweedracht tusschen de bondgenooten. Herhaalde

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1881 | | pagina 190