370
voor aanbood, op wiens bekwaamheid niets viel af te dingen.
Deze persoon was Melchior Wijntgis muntmeester-generaal
der Vereenigde Nederlanden, die den 16 Februari 1601 voor
den tijd van zes jaren pachter werd voor de som van 700 VI.
's jaars.
Overeenkomstig de pachtvoorvaarden moest de nieuwe munt
meester vervaardigen Nederlandsche rozenobelsheelen, halven
en vierendeelen Nederlandsche dulcaten mette letterenNe
derlandsche realen met de i i T'g en gedeeltenNeder
landsche rijksdaalders //met de pijltgens," waarvan ook de
halven en vierendeelenbenevens lialve stuiversalles volgens de
instructien, in de jaren 1586 en 1594 aan den muntmeester
Doueel verstrekt; verder moest hij doen munten a. Zeeuwsche
rozenobels32 in de snede, 23 kar. 9g gr. in allooi, ter
remedie van 1 eng. li gr., koers 27 .6 6 h VI., sleischat
2 13 VI., halven en vierendeelen naar advenant; b. Zeeuwsche
rijksdaaldersSi in de snede, 10 pen. 14 gr. in allooi, ter
remedie van li eng. 1 gr., koers 7 fi 8 *1sleischat rijks
daalder 4 VI., halven en kwarten naar advenant; c. leeuwen
daaldersvolgens de instructie van 31 Januari 1589, en d.
Zeeuwsche schellingenhalve schellingendubbelee7ileele en halve
stuiversbenevens zwarte muntop den voet als die in Holland
en "West-Friesland geslagen.
Ingevolge resolutie van de Staten van Zeeland van den
9 November 1601ontving hij den 20 November daaraan
volgende zijne instructie voor den Zeeuwschen daalder ad 30
stuivers. Deze nieuwe penninglater arenddaalder genoemd
zou aan de eene zijde voeren een gewapend beeld met een
zwaard in zijne hand of een dubbelen arend met het wapen
der provincie op zijn borst en het devies si deus nobiscum,
quis contea nos, terwijl aan de andere zijde zou voor
komen het gehelmde wapen van Zeeland met het randschrift:
moneta nova akgentea com. zelandiaehij mOest houden
9 pen. in allooi en 11 t°ÏÏ stuks in de snede of 15 uit
het mark fijn, de remedie zou bedragen li gr. in allooi en