374
Natuurlijk droeg Zeeland niet alleen hiervan de schuldin
de andere gewesten was het even erg, zoo niet erger. De
zucht om zooveel mogelijk voordeel te trekken uit den
muntslag en de onderlinge ijverzucht tusschen de provinciën
maakten dat telkens nieuwe muntsoorten werden geslagen van
minder allooi en met meer sleischat, waarvan het natuurlijk
gevolg wasdat de ouderebetere munten steeds in prijs
stegen. Het stond te voorziendat men op deze glibberige
baan zachtjes aan verder zou glijden. Het plakkaat van 1594
op de evaluatie der munt trachtte wel den prijs der munt
terug te brengen tot den voet van 1586, doch slechts voor
korten tijd. De verwarring werd steeds grooter.
De overtuiging werd weldra algemeen, dat het op deze
wijze niet langer kon gaan. Er moest iets gedaan worden,
om die toenemende ongelijkheid in den muntslag en den koers
van 't geld weg te nemen, om te komen, zooals men het
noemdetot een n generaal redres op het stuk der munt."
Leerde niet de geschiedenishoeveel nadeel de plak
katen van dien tijd gaven het nog duidelijk te kennen
de ingezetenen tijdens de regeering van Maximiliaan hadden
geleden ten gevolge van de rijzing van het geld? En was
het nu haast niet even erg?
Bovendien, hadden de provinciën bij verschillende gelegen
heden eerst bij de Pacificatie van Gent, daarop hij de
Unie van Utrecht, later bij het Accoord met den hertog van
Anjou en eindelijk bij het Tractaat met de Koningin van
Engeland zich niet verbondenin het stuk van de munt
en de koers van het geld een eenparigen voet te volgen
over alle Nederlandsclie gewesten?
't Is waar, de plakkaten van 1586, 1589 en 1594, de
eerste pogingen om tot de gewenschte eenheid te komen
hadden een tijdlang goed gewerkt; docli nu, Hij de veran
derde tijdsomstandigheden, vooral ook bij de veranderde waarde-
proportie van goud en zilver, hadden ze uitgediend. Er moest
iets anders voor in de plaats komen; dit begreep ieder.