192 huis, zeker 1t in 1430 gestichte, daarnaast gestaan hebben want in de rekening van gemeld jaar wordt gesproken van eene deur beneden in het stadhuiswaarmede men in de halle gaat, Het stadhuis moet in den eersten tijd, waarvan hier sprake isal van zeer geringen omvang geweest zijndaar het maar één schoorsteen schijnt gehad te hebben. Yoor dien te vegen werd 4 gr. betaald (1407-8). Destijds werd er een //ven sterglas" gemaakt, met mir vüwe wapene van Holland" (het wapen der Gravin van Holland). In 1417 werd vóór het stadhuis een portaal gebouwd, met een trap er in. Het was met leien gedekt (het stadhuis zelf destijds met pannen) en droeg vier vanen op ijzeren spillen op het dak. Yoor twee //glazen" er in te maken, werd 6 gr. betaald en aan Ciïristiaan den beeldesnijder 16 fi voor de pinnëhorenborden en ander gesneden werk." Dit stadhuis brandde in of even vóór 1426 af, want in de rekening van dat jaar wordt eene uitgaaf verantwoord voor het maken van 1800 pijlen daer die ijsers toe gheoerbaert waëndaer die pile of verbrandedie upd stedehuus waën." Aan een schipper van Goes werd destijds 2 10 be taald voor een zeil, dat uit zijn schip gehaald was m den brand en hetgeen men nat maakte en op die huse" spreidde. Een post onder de achterstallen in de rekening van 1432 ge tuigt ook van den brand. Aan Antheunis Gillise. werd namelijk betaald voor een aantal gewichtendie hem toebe hoord hadden en upter stedehuus verbomden." Het zal wel deze brand geweest zijnwaarvan men in Reigersberg's Kroniek van Zeelandechter zonder juiste aan wijzing van tijd, melding vindt gemaakt. Waren de reke ningen van 14231425 nog voorhandenzeker zouden dan omtrent dezen brand meer inlichtingen te verkrijgen zijn. Misschien had men er ook wel uit te weten kunnen komen, of toen met het raadhuis vele oude gesten ende secreten van Zeeland" te loor gingenwaarvan Reigersberg spreekt.

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1881 | | pagina 26