211 Egyptiern in de noordelijke Nederlandendoor Mr. J. Dirks uitgegeven door liet provinciaal Utrechtscli genootschap van kunsten en wetenschappen, 1850. VII. HALLEN. Lakenhal. Deze werdbij heele en halve stallen ten bate der stad verhuurd (1366-67). De monk van Achternake" (monniken van Eehternach) had eene jaarlijksche rente van 3 fi 4 gr. op die hofstede vand hallen" en Sint Barbara-gilde eene van 5 fi. Het gebouw werd ten koste der stad onderhouden. Zoo vindt men in de rekening van 1409-10 een geheel kapittel wegens gemaakte kosten //van schaliën, hout, ijzer, schalie nagels, lood, tienvoetshout en anders, dat er toe behoort." Yolgens de rekening van 1412-13 werd er aan de banken getimmerd, daar men het laken op legt, terwijl er destijds 10 per jaar betaald werd voor het gebouw dagelijks te openen en te sluiten. In 1429 werden er aan de hal gemaakt eene poirte en die twee wynckele." Deze winkels, ook //huuskyns" genoemd zullen tegen het gebouw aan gestaan hebbenze waren met riet gedekt. In 1438 werden er 275 schoven glui gekocht om de hal te //verdekken opdat die luiden droog zouden zitten met hun broodwant er bepaald wasdat men nergens brood mocht verkoopen dan daar." De stallen en de winkels werden met het glui //ghewalvit" (gewelfd.) Den 18 April 1416 gingen schepenen in de hal om der stede //particulen" (sommige inkomsten) //te bode te zetten Vleeschhuis. Zie het vermelde in de afdeeling stadhuis. In de rekening van 1366-67 vindt men reeds, dat de stallen in het vleeschhuis ten bate der stadverhuurd werden. In die van 1380-81, waar een kapittel van onkosten aan dit gebouw voorkomtwordt er gesproken van werkzaamheden //tusschen tfleeschuus en den liebard." Met deze benaming

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1881 | | pagina 45