241 ters van Sint Joris gilde in lang niet vergaderd geweest waren of geschóten hadden en want die steede niet wel ver vallen en mochte alsulke gheldeals die scutters vorser pleghë te h ebb ene vand stede als sij scijeten." Het gilde stond toen wel ghescepen te vergane en hadden die goede luden vand wet dairup niet voirsien." De schut ters schoten evenwel in dat jaar ook weer waarvan de stad de kosten droegdoch te gelijk eenig geld in ontvangst nam dat aan het gilde toebehoorde en hetwelk aan Hendrik de Clerck in de Bergsche markt gezonden werdomdat er veel vreemde muntspeciën onder waren. Ook vroeger (1412-13) was er al eens niet geschoten door de schutterijen daarom betaalde de stad toen 43 .0 voor kosten van kaarsen, wijn, brood, vleesch, bier, hoeden, hand schoenen enz. op sint Joris-dag en op den heiligen sacraments dag. Men voegde er in de rekening bij dat dit tevens was om de schutterij en 't heilig sacrament in eere te houden. Het jaar te voren betaalde de stad, behalve die kosten, nog 20 .8 aan een priesterdie een jaar lang drie missen per week gedaan had voor levenden en voor dooden van de voetboog schutters. Had de stad al menigmaal kosten te dragen tot instand houding der schuttersgildendeze bewezen haar wederkeerig diensten. Zoo vindt men (1418-19) dat om onkosten te voor komen want de stad in schulden wasen om hare fierheid te behoudendoor schepenen besloten was 40 schutters van de voetboog te kiezen, die de regeeringsleden op hunne reizen ten behoeve van de stadvergezellen zouden. Ieder schutter kreeg daarom een nobel voor kleeding. Te voren had ook reeds, misschien voor gelijk doel, een veertigtal schutters palloren of pallore-lakene ontvangen (1409-10 1413-14). Aan een gelijk getal voetboogschutters werd in 1437 een nobel (8 8) betaald voor karellaken en ook in 1438. In de reke ningen vindt men er telkens bij vermeld, dat het was om het gezelschap bijeen te houden en om de gaai te doen schieten.

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1881 | | pagina 75