242 De rekening van laatstgemeld jaar leert, dat het gilde toen 67 man sterk was. Yoor elk hunner betaalde de stad aan de beleders 5 gr. want zij den cost niet wel vutreedë en mochti inde cloostê met dartien gr. van elke man overmyds dat alle diuc zee costelic waste wetene brootwijnbier eh alle ande dinghe." Men had hier denkelijk de kosten op het oog bij gelegenheid van den ommegang met het heilige sacrament. Men vindt in de rekeningen alleen melding gemaakt van het schuttershof van de voetboogdat zich reeds in liet begin der 15e eeuw bachten den hen van sinte Jansbevond. Toen de muur van het hof omgevallen was, betaalde de stad 20 15 om dien weder te doen opbouwen (1404-5). Of het daar ook was, dat op order van den Graaf //die huuskine in die scotterije over doele vset werden" (1413-14) wordt niet vermeld, maar wel, dat de gemeene timmerlieden, om den haastdien er mede moest gemaakt wordende kost van de stad kregen en er mitsdien voor brood, bier, visch enz. 4 betaald werd. Somtijds wordt er in de rekening gesproken van de schutterij of de gemeene schutterijwaarmede misschien dezelfde instel ling bedoeld wordt, die men later burgerwacht heette. Den 24 Maart 1404 waren B. B. S. vergaderd om eene nieuwe ordonnantie voor de schutterij te makenwaarvoor er eene die uit Bergen gekomen wasvoor model schijnt gediend te hebben. De gemeene. schutterij kreeg voor 1407-8 eene toelage van 7 om ze daarmede in eere en goeden regimente te houden en te vermeerderenten einde de stad er door ver sterkt zou worden." De stad had een persoon in dienst om het geschut in orde te houden, die steeds als de boogmaker bekend bleef. Eerst (1396-97) kreeg hij 2 per jaar, mits hij hier zou blijven wonen ende toter stede agine zieneen ontving later 4 bezoldiging.

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1881 | | pagina 76