'246
ghen van den gemeenen raad van Zeeland en bij de gemeene
steden van Zeeland mijnen heer van Holland jaarlijks gegeven
(was) voor zijn sleijscat van de munt 500 hollandsche guldens
en in die van 1399-1400 te dier zake eene betaling aan den
Graaf van 250 Dordtsche guldens van 30 grooten. (Zie
inventaris n°. 89 en over de beteekenis van //sleijscat" in
Navorscher, deel 24, 25 en 26.
Den 11 Augustus 1403 gingen er van stadswege naar den
Haag op eene dagvaart, waar de Graaf te kennen gaf, dat hij
met Vlaanderen en Brabant te samen munt wilde doen slaan.
In de rekening van 1407-08 vindt men //Mits dat O. L.
heer zijne munt stelde in handen der steden van Holland en
van Zeeland en een waardijn daartoe gezet wasder vreemden
heeren paaiment te waardeerenwerd hem daarvoor op zijn
bevel 9 fransche kronen gegeven. Drank van Biland kreeg
(1411-12) uit stadskas 8 fransche kronen voor die waardeering
en voor de kennisgeving er van aan de stad.
Den 3 Mei 1409 gingen er twee uit de wet naar eene
dagvaart in den Haag over liet slaan van nieuwe paaiment.
In Juli 1422 moest er in den Haag eene dagvaart gehouden
worden van de gemeene steden over eene nieuwe munt.
Den 9 November 1428 waren schepenen vergaderd en ont
boden een deel poorters om eene ordonnantie //van de paymete
te maken.
Den 11 Augustus 1429 was iemand naar den tresorier van
Holland gezonden om copie van den brief van den paaiment
en den 18 dier maand werd hier eene ordonnantie gemaakt
//doe tpaijment vnyewet wert," hoeveel een bakker hebben
zou van een aclitendeel brood te bakken en dat men het bier
niet duurder tappen zou dan een groot de stoop en dier
gelijke van de bierwerkers en slepers."
Den 9 April 1438 kwam er bericht, dat er op nieuw een
gebod gedaan was van den paaimentete Antwerpenn.l. dat
alle //haeckmöte" (haagmunt munt van slechte gehalte)
verboden was. In 1441 werd er andermaal zoodanig gebod