250
"te westeinde tslants." Op onzer vrouwe geboortedag (8 Sep
tember) ging de Wet bij den abt om te beramen, wat er best
te doen was met de n grontbrexsem (grondbraken) te Welsinge
en den 4 November werd er gesproken om daar eene nieuwe
inlaag te maken. Den 21 October (elf duizend maagdendag)
reed men naar Moenesys eene plaatsdie meermalen ver
meld wordt zonder dat ik nagaan konwaar ze zich bevond
omdat de dijk daar zeer gebroken was, en zond personen naar
Noord-Beveland en Borssele, om dijkwerkers te ontbieden.
Den 5 December 1404 gingen er van stadswege met den
abt en den rentmeester naar Westkappelom den toestand der
duinen op te nemen en naar Duinhoofde om den dijk te be
zichtigen. 't Was denkelijk om te zien, welke schade de vloed
van 19 November als de eerste Sint Elizabeths vloed be
kend aangericht had. Aangaande dezen vloed, leest men
in de rekening van 1404-5 Item uppe sinte Elisabettë dacli
was die vloet ghegaen in Walghen, so dat scepen des nachts
vïïame van eene weeledie ghevalle was boester (beoosten)
galghen an de Arendijk." 's Anderen daags kwam er nog
bericht, dat de vloed gegaan was beoosten en bezuiden Wel
singe, in de nieuwe inlaag //en tlant in groote vreese aldaer
stoet." 's Avonds van denzelfden dag werd er geraadpleegd
over den oostdijkdie ingegaan was en daarom ordineerde
men brieven aan al de ondersate, ghesetë in die Oestwate-
ringhe." Daags na Sint Catharina-dag (25 November) gingen
B. S. en de klerken met de gansche gemeente aan den dijk
te Welsinge werken. Dat er destijds belangrijke schade aan
de dijken moet ontstaan zijnblijkt ook daaruitdat de rent
meester den 23 Januari 1405 op het stadhuis was om te be
raadslagen //van de liaymane lande, dat me mede dikende wonde
hebbe." Landerijen, die anders vrij waren, wilde men dus
dijkplichtig maken.
In April 1407 gingen er van stadswege //te westende tslants,"
om eene nieuwe inlaag te helpen seheeren en den 21 October
van dat jaar was de dijkgraaf van gezegd gedeelte van Wal-