487
18621871 bevolk. 16166 overl. 208 d. i. op 10000 129
1872—1881 16020 n 42 26
In de eerste zeventig jaren staan niet minder dan 524 slijm-
ziekten vermeld (in de eerste twintig 333). Ofschoon hier
onder zeker vele slijmkoortsenfebris mucosae of typhi zullen
geweest zijnheb ik ze niet medegerekend.
In die reeks van 90 jaren staan zeer slecht genoteerd de
jaren 1801 tot 1805 resp. met 76, 43, 68, 86 en 65 sterf
gevallen aan catarrliale, zenuwzinking of rotziekten 1808,
1809, 1810 en 1811 geven nog 47, 57, 62 en 43 dooden.
Dan vermindert het aantal om in 1817 en 1818 weder tot
46 en 33 te stijgen. In 1831 wordt het nog eens 37. La
ter blijft het cijfer onder 10 of 20. Doch in 18651866
en 1867 klimt het weder tot 18 38 en 25. Eindelijk daalt
het al meer en meer zoodat er in 1881 geen of hoogstens
één typhus doode is vermeld.
Tan waar die verschillen ontstonden, is gemakkelijk te ver
klaren. In die eerste jaren ontving Middelburg de typhen als
sombere geschenken van de Eransche soldatenen zij tierden
als vergiftige woekerplanten, weelig onder eene kwijnende,
sterk afnemende bevolking; daarenboven waren de gevangenis
sen overvol en bevatte het armenweeshuisde zoogenaamde
Doelein 1807 nog 300 inviduen, terwijl er thans op het
zelfde terreinnamelijk het tegenwoordige gasthuis slechts
60 menschen verblijven.
In 1807 werd de weesschool ontledigd, maar in 1817 werd
er een werkhuis in opgerigtzoodat de bevolking weder spoe
dig tot 300 steeg en er een typhus uitbrak (18). Het jaar
1817 is daarenboven bekend door den slecht uitgevallen oogst.
In 1831 ontmoeten wij weer een oorlogsjaar. Kort daarop
daalt de typhus in het zoo luchtig gebouwde en van ruime wo
ningen voorziene Middelburg tot een minimummaar ziet
daar brengt in 1843 een schipper den typhus naar het naburige
Arnemuiden (19) en stierven in dat plaatsje 120 personen;
hij verspreidt zich eerst naar Kleverskerke en van daar uiterst