113 milicien gezondenom te bevelen//dat zoe wat plaetsen yemët uten huijze gestorvë ware, dat më d wthangë sonde een gleuijscoof." In 1485 werd dit bevel herhaald en tevens aan de gasthuismeesters aldaar aangezegddat zij geen zieken van Arnemuiden brengen zouden in het gasthuis te Middel burg, //die ziek waren van de haastige ziekten." In 1488 werd er eene bekendmaking gedaan, dat niemand varen zou naar de schependie van buiten kwamenvoor dat zij er drie getijen gelegen hadden. Branden. In de week voor Sint Laurensdag 1456 was er brand. Van stadswege werden er brandladders heengevoerd. In 1477 was er ook brand, toen men er van stadswege met emmers heen toog, om hulp te bieden. Ook in 1478 was er bij nacht brand. Aan zekere schip pers en bootslieden werd toen 5 betaaldomdat zij //met grooter hulpe" gekomen waren om dien brand te blusschen. In de rekeningen van 1479 en 1497 wordt ook nog vermeld, dat er brand was Dat de plaats op 10 Maart 1481 geheel zou afgebrand zijn zooals de kroniekschrijver Reigersberg (Boxhorn II: 302) verhaaltmeen ik in twijfel te mogen trekkenomdat er in de rekening van dat jaar geene de minste melding van ge maakt wordt en het niet te veronderstellen is, dat die achter wege zou gelaten zijn, als het feit geschied was. Wel vindt men in genoemde rekening vermeld, dat er schepenen naar Arnemuiden gezonden werden, om te vernemen naar //tstrase- ment," dat daar gebeurd was maar niet de reden van dat //raseinent" (afbraak, sloping). De opgaaf zelfs van de dagtee- kening, waarop het ongeval zou plaats gehad hehbenheeft mijns inziensgeen redenom het verhaalde als waar aantenemen wijl ook, waar het elders in genoemde kroniek plaats heeft en men de oorspronkelijke bescheiden raadpleegt, ten duide lijkste blijkt, hoe Reigersberg zich vergiste. Brug. In de rekening van 1460 wordt melding van eene brug gemaakt, die diende om op de schepen te gaan.

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1888 | | pagina 117