IS
toe te staan. Wij willen ons maar bepalen tot de doctoren
en wel speciaal tot de spilwaarom alles zich bewoogof zij
leveren mochten of niet.
Het is als of de raad op ééns table rase wilde maken met
dat oude gebruik; deftige doctoren hadden zitting in dat col-
legie, gefortuneerde misschien, die er prijs op stelden om aan
de gepromoveerde collega's de verplichting op te leggen om
hun stand eer aan te doen door zich niet te bemoeien met
de kostwinning van apothekersvan mannendie met de
kruideniers tot één gilde behoorden. Art. 2 zegt daarom kort
maar bondigdat geen doctor medicynen mag koopenmaken
exhiberen of verkoopen aan de ziekenof aan andere menschen
om daarmede handel te drijven, dan alleen door dat is
door tusschenkomst van den apotheker, en art. 3 beveelt,
dat de doctoren ieder met zijn recept moeten laten gaanwaar
hij wil; zij mogen ook met de apothekers geen monopolie,
maken, en er geene voordeelen van trekken. Ergo op papier
was de zaak zóó prachtig gereglementeerd als het maar wezen
kon. En misschien was er in dien tijd van vooruitgang, van
handel, van uitbreiding der stad, kortom van buitengewone
ontwikkeling ook wel een geest van vooruitgang bij het leger
van Esculaap. De opkomende apothekersstand wilde zich ont
wikkelen en zou het practiseren wel vaarwel willen zeggen
als de doctoren zich maar bleven bepalen tot het schrijven van
recepten; en terwijl de heelmeesters tusschen beiden door trachtten
te zeilen, wilde menig doctor ook wel den schijn verliezen
tot den handelstand te bebooren tot de kruideniers n.b. -
mits dan ook de apothekers de zieken noodzaakten recepten
mede te brengen. Alles ademde een goeden geestmaar het
is waarschijnlijk dat de prosaisclie werkelijkheid van den be
ginne af dien goeden geest uitdoofde.
Het is mij onbekendwat er zoo al onder de medici en
hunne handlangers werd gesproken en getwist en hoevele
malen er boeten gevallen zijnmaar wij mogen gerust aan
nemen dat de zaken blevenzoo als zij warenof althans