76
tegenwoordige dorp op eene hoogte en werd het huis Troye
genoemd. Voor de bovengenoemde inundatie hielden ze daar
dikwerf hun verblijf, doch later woonden ze meestal elders.
II.
Om het wezen der Zeeuwsche heerlijkheden, ambachtsheer
lijkheden, goed te begrijpen, dient er op gelet, dat deze
heerlijkheden leenende ambachtsheeren leenmannen en beide
dus onderworpen waren aan de wetten van het leenstelsel,
zooals dit in Zeeland zich ontwikkelde, 't Is daarom mis
schien niet zonder belang hier enkele opmerkingen vooraf te
laten gaan over den aard der Zeeuwsche leenen en de wijze,
waarop ze werden verlijd.
Er waren twee hoofdsoorten van leenenn. 1. Invade en
goede. Men sprak nog wel van eene derde soortde erjleenen
of zonneleenen, die, zooals men zich uitdrukte, van Niemand
werden ter leen gehouden, doch deze stonden in alle op
zichten gelijk met allodiale goederen.
De hwade leenen, ook wel rechte of versterfelijhe genoemd
zijn de oudste. Oorspronkelijk werden ze voor persoonlijk be
wezen diensten den leenman slechts voor zijn leven geschonken
doch later werd het gewoontebij den dood des vaders den zoon
er mee te verlijden. Dochters werden tot de opvolging niet toe
gelaten dit streed tegen de toenmalige begrippen van het leen
recht. Immers de leenman was gehouden tot hulde en man
schap voor den leenheerin geval van oorlogmet een zeker
aantal gewapenden ten strijde te trekken, was, voor het bij
de vorsten gewoonte werd zich van huurtroepen te bedienen
een van 's leenmans voornaamste plichtenen zulke diensten
van vrouwen te vergen scheen ongerijmd. Waren er geene
mannelijke erfgenamen, dan verviel het leen aan den graaf.
Er zijn evenwel voorbeeldenvooral in later tijd
dat ook dochters opvolgdendoch dan alleen bij uitdrukkelijke
vergunning van den graaf. Zoo veranderde Philips de Sciioone