177
bij octrooi van den 24 October 1501 het erfrecht in de heer
lijkheid Borseleeen versterfelijk leenten behoeve van
Ysabeau van Culemboeg dochter van Jaspee van Culem-
boeg, heer van Borsele, bij gelegenheid van haar huwelijk
met jonker Jan van Luxembueg heer van Yilledie ridder
was van het gulden vlies en bij den graaf hoog in aanzien
stond. //Pourveu toutesfoiswerd er evenwel in dit octrooi
uitdrukkelijk bijgevoegdque se ladicte damoiselle Ysabeau
ou aucune de sesdictes seurs joysans de ladicte terre et
seigneurie de Borsele en vertu de ce present octroy avoit
ou avoient hoir ou hoirs masles venans et procedans de
//leurs corps en ligne directe et leal mariage et que iceulx
hoirs masles apres les trespas de leurs meres alloient de vie
n a trespas aussi joysans de ladicte terre de Borsele sans hoir
masle venant de leurs corpsen ce cas icelle terre et sei-
gneurie de Borsele et sesdicts appertenans retournera a nous
nosdicts hoirs et successeurscontes et contesses de Zeellande
//selon les kueres et costumes dicelle pays 1)-" Stierf de
leenman zonder kinderen na te laten, dan kon het leen op
den broeder overgaan. Doch ook deze opvolging was aan
verschillende beperkingen onderhevig.
De goede of onsterfelijke leenenook wel Hollandsche ge-
heeten omdat ze voor het einde der zestiende eeuw voor het
Leenhof in den Haag werden verlijd, gingen steeds over op
de oudste en naaste erfgenamenhetzij mannen of vrouwen
met dien verstande, dat het leen in zijn geheel bleef en bij
gelijken graad van verwantschap de zwaardzijde de voorkeur
genoot. Een oud rijmpje drukt dit kort en juist aldus uit
Het naaste lijf;
„De man voor 't wijf;
i, De oudste op der straten."
Se Copulaatboekfol. 471.