192
Goes ter andere zijde, welk proces in het jaar 1620 met eene
transactie eindigdevolgens welke Goes in het bezit der heer
lijkheid bleef tegen eene uitkeering aan prins Maurits van eene
geldsom, groot 32.000 "VI., van veertig grooten het pond.
Van 1615 tot het midden der achttiende eeuw bleef de
heerlijkheid Borsele in het bezit der stad Goes; op de Steen-
rolle staat zij ten behoeve dezer stad ingeschreven op naam
van den regeerenden burgemeester en na diens dood op dien
van zijne opvolgers, bij wier overlijden telkens het verhefgeld
aan de grafelijkheid moest worden voldaan. Zoo werd den
12 Mei 1615 Cornelis Soetwater met de heerlijkheid ver
lijd (Gelue Eegister H. fol. 255)den 12 Maart 1621
Matthijs van der Straten (G. Eeg. L. fol. 140) en zoo
vervolgens. Na Bartholomeus Danckaerts kwam ze op
naam van de Westerwijck's van welke familie achtereen
volgens vier geslachten het burgemeestersambt bekleedden.
Onder den laatsten Westerwijck, die met Borsele in be
trekking stond, jonkheer Adolf, kwam de heerlijkheid bij
verkoop weer aan de familie Borsele doch aan een anderen
tak van het beroemde geslacht. Eigenaar werd, blijkens
transport- en verhefbrief d.d. 7 Maart 1750, geregistreerd
ter rekenkamer van Zeeland in het Eegister TT. fol. 22 recto
zijne excellentie baron Jan van Borsele. Deze was tevens
heer van ter IToogeschepen en raad van Middelburg en
sedert 1747 gecommitteerde van den eersten edele in de
staten van Zeeland; in 1748 was hij een der gemachtigden
tot het sluiten van den vrede te Aken.
Na zijn dood, den 14 Maart 1764, kwam de heerlijkheid
aan zijn zoon jhr. Willem Zeelandus van Borsele de
verheffing had plaats den 7 December 1765, blijkens Eegister
TT. fol. 249 verso, die bij den aanvang der Eransche
overheersching in 1795 haar nog bezat.
Nog moet hier worden aangeteekenddat gedurende de
laatste anderhalve eeuw het leen van natuur veranderd was.
Ingevolge het plakkaat van den 21 October 1600 op de ver-