194 toebehoorenwaaronder o a. is begrepenbet recbt tot het verleenen van geleide of landwinning tot rappel van ban aan liedenbij vonnis van leenmannen der heerlijkheid uit deze gebannentot het uitvaardigen van ordonnantiën op de wijze van procedeeren, zoowel in crimineele als civiele zaken en tot het aanstellen van a. hoog-baljuw en verdere ambte naren voor de crimineele justitieb. baljuwschepenen enz. voor de civiele rechtspleging, c. procureurs, voor die recht banken postuleerende en d. stadhouderleenmannengriffier enz. ter beslissing® van alle quaestiën van leenen binnen de heerlijkheid. Verder moet hiertoe worden gerekend het recht tot benoeming van dijkgraaf en gezworens van den polder van Borsele uit eene nominatie, volgens de voorwaarden van uit gifte door de ingelanden opgemaakt, benevens de beschikking over het secretariaat van het polderbestuur, en het recht tot het uitoefenen van invloed, volgens de bestaande contracten, op de verkiezing van leden voor het polderbestuur van den Nieuwen West-Craayert- en voor dat van den Koningspolder waarvan gedeelten op Borselsch ambacht zijn gelegen. Voorts 1. het oppertoezicht over alle pecunieele administratiën en over het onderhoud der publieke werken2. het recht tot benoe ming van alle verdere beambtenzooalsvan den griffier der weeskamer, den administrateur van het consignatie-kantoor en misdaden van een halven man. De rechtspraak nu in deze misdaden behoorde tot de hooge jurisdictie en kwam in den regel alleen den graaf toe; die in misdaden beneden een halven man behoorde tot de middele en lage jurisdictie, welke onder de gewone ambachtsgevolgen werden gerekend. J. Canter de Munck, Deductie enz., p. 27. L. P. van de Spiegel, Over de hooge vier schare in: Verhandelingen van het Zeeuwsch genootschapDl. II, p. 93. „Landwinning" zegt Th. Boey in zijn Woordentolkis een sureté de corps of verzoek om vrijheit te moogen hebben om in 't land te kunnen „koomen, om inmiddels ordre op zijn zaaken te stellen, om te procedeeren tot de Soeninge met de vrienden van de Nedergeslaagenen remissie te verzoeken alzoo den Impetrant van landwinning het delict nog vergeeven „nog geremitteerd is, en werd ook maar verleent voor zeekere tijd van eenige maanden enz."

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1888 | | pagina 198