204.
plaat, de Kloot genaamd, gevormd, waardoor liet Schelde-
water meer en meer naar den kant van Borsele werd ge
drongen. Hierdoor en door de tussclienbeide sterk gaande
eb en vloed begon het voorland van Borsele al gaandeweg
af te spoelen en de diepte den zeedijk op onrustbarende wijze
te naderen. In 1685 legde men daarom achter den bedreig
den buitendijk een tweeden dijk of inlage van ruim 420
roeden lang, waarvan de onkosten meer dan f 25,000 be
droegen. Dit bleek noodig te zijnwant het duurde niet lang
of de oude zeedijk brak door en de geheele afsnijding met
nog eene tweede kleinere vloeide onderzoodat ruim 80 ge
meten lands verloren gingen.
Doch niet alleen de zuidwestzijde van den polder had van
de vernielende werking van het zeewater te lijden, ook aan
de zuidzijde, bij den Wolfertspolderontstond gevaar. Dit
gevaar werd nog grootertoen door den zwaren storm van
3 Maart 1715 de voorliggende Wolfertspolder inundeerde en
de Borselsclie dijken op verschillende punten hard werden
aangetast Men was ten hoogste beducht voor overstrooming.
Verscheidene gaten waren tot boven in den kruin van den
dijk geslagen Het kostte de grootste inspanning doorbraak
te verhinderen. Vele ingezetenen vluchtten met hunne beste
have naar de naburige polders. Doch gelukkig bleef de pol
der nog behouden. Er werd in 1715 aan de zuidzijde eene
nieuwe inlage van 150 roeden lengte gelegd om in den drin
genden nood te voorzien. Ook deze werd aldra weer buiten
dijk en het daarvoor liggende land, groot 20 gemeten, over
stroomd. Bovendien werden de dijken op vele punten mét
groote kosten hersteld en verzwaardde beide nollen opnieuw
bezonken en met rijswerk bekleed. Het kostte evenwel groote
moeite den polder voor het water te beveiligendaar het nieuwe
aanlegsel, ofschoon goed bekramd, telkens vol gaten raakte,
zoodat 25 a 30 man het geheele najaar van 1716 niets anders
konden doen dan den buitenberm des zeedijks te herstellen
de gaten te vullen en het aanlegsel met rijswerk te beslaan.