16
goede bedoelingen opgesteldkomtwat liet leveren van
medicynen betrefteene bepaling voordie weer niet zeer
duidelijk is en ook niet geheel in harmonie met het regle
ment van 1624. Art. 3 verbiedt namelijk direct of indirect
alle monopolie met een apotheker maar art. 5 staat daarentegen
toemet het oog op de achtbaarheid van den standen tevens
op de door de voorvaders geschonken rechten, die in vele
steden in bijkans de gansche wereld worden gehandhaafd en
door de overheid in de diplomas verleenddat elk doctor
naar verkiezing, als er van den kant der zieken geene bezwa
ren bestaan, of zijn eigene middelen leveren mag of ze klaar
kan laten maken in de apothekerswinkels.
Beziet men nu de bepalingen in art. 2 en 3 van 1624,
dan moet mendunkt mijtot het besluit komen dat de
overheid in 1624 bepaald had: 1°. dat de zieken niet ge
dwongen mochten worden omtrent het klaar laten maken van
de voorgeschreven recepten en 2° dat de doctoren volstrekt
niet leveren mochtenen dat alleen de apothekers de re
cepten mochten klaarmaken. Ik vermoed dat dit van den
aanvang af een vrome wenschop papier, zal geweest zijn,
en dat de stellers der ordonnantiehetgeen denkelijk de me
dische leden van den raad zijn geweestwel aanstonds be
sloten om art. 3 illusoir te makenhetgeen zoo duidelijk be
paalde dat zij geene voordeelen mochten trekken uit recepten
die men den apothekers bezorgdemaar hoe het ook zij
indien de overheid in 1668 er zorg voor had gedragen om de
bepaling te handhaven van 1624 betreffende het leveren van
medicynen door doctorendan hadden mannen als Evehaiid
Yan de Yoorde en Tuezel het tegendeel niet hebben durven
afspreken en zelfs vaststellen in een reglementdat wel geheim
was maar natuurlijk spoedig bekend moest worden en waarvan
de strekking blijken moest uit de dagelijksche handelingen der
doctors. Wij zullen in 't belang van hun goeden naam maar
aannemendat zij ter goeder trouw meenden te mogen leveren
mits onder medewerking van een pharmaceut. Het is intusschen